Beperking adviesrecht OR omwille van het ‘politiek primaat’

Het recht van de ondernemingsraad (OR ) om advies uit te brengen over door de ondernemer genomen besluiten vloeit voort uit artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Het adviesrecht van de OR richt zich met name op belangrijke besluiten die genomen moeten worden op financieel-, economisch- en organisatorisch gebied.

Dit adviesrecht kan beperkt worden, onder andere indien besluiten genomen door democratisch gecontroleerde (overheids)organen in het geding zijn. Dit is vastgelegd in artikel 46d, aanhef onder b, WOR. Dit artikel bepaalt dat publiekrechtelijke vaststelling van taken en het beleid ten aanzien van deze taken niet onderworpen kunnen zijn aan het adviesrecht van de OR (het zogeheten ‘politieke primaat’).

In een recente uitspraak van de Hoge Raad is de reikwijdte van dit in artikel 46d aanhef onder b WOR bedoelde ‘politieke primaat’ onderwerp van discussie geweest.

In deze zaak ging het om de goedkeuring van een kredietaanvraag van ruim vier miljoen euro voor de renovatie van het De Mirandabad, door de deelraad van Stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam. De OR van de gemeente Amsterdam stelde zich op het standpunt dat het besluit over de kredietaanvraag ter advisering aan haar voorgelegd diende te worden. Stadsdeel Zuid voerde aan dat het besluit niet adviesplichtig was, nu de kredietaanvraag een besluit betrof als bedoeld in artikel 46d aanhef onder b WOR.

De OR van de Gemeente Amsterdam heeft deze kwestie voorgelegd aan de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft de stellingen van de OR toegewezen. Volgens de Ondernemingskamer diende er concrete omstandigheden te worden aangevoerd waaruit bleek dat het besluit gepaard zou gaan met een verschuiving van politieke taken en verantwoordelijkheden. De Ondernemingskamer oordeelde dat de beperking van de medezeggenschapsrechten van de OR door de overheid meer werden beperkt dan strikt genomen noodzakelijk was ter bescherming van het primaat van de politiek.

De Hoge Raad keert zich vervolgens tegen het oordeel van de Ondernemingskamer. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 46 WOR blijkt dat de wetgever besluiten genomen door democratisch gekozen organen van toetsing door de rechter uitsluit. De Hoge Raad overweegt ‘dat een besluit dat als zodanig van dien aard is dat het een politieke afweging vergt van de daaraan verbonden voor- en nadelen volgens artikel 46 d, aanhef en onder b, WOR aan het adviesrecht van de ondernemingsraad is onttrokken.’ De Hoge Raad stelt vast dat het onderhavige besluit van Stadsdeel Zuid betrekking heeft op het ter beschikking stellen van financiële middelen door middel van een krediet ten behoeve van de renovatie van het De Mirandabad. ‘Een dergelijk besluit is onmiskenbaar van dien aard dat het een politieke afweging vergt van de daaraan verbonden voor- en nadelen’. Reeds daarom is sprake van een besluit als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, WOR en is een beperking van het adviesrecht van de OR gerechtvaardigd.