Bestuurder komt niet weg met valsheid in geschrifte

De algemene vergadering van aandeelhouders kan een statutair bestuurder bij besluit ontslaan. De statutair bestuurder kan een beroep doen op de vernietigbaarheid van het besluit, indien het besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit gaat niet op indien het een ontslag op staande voet betreft dat is gegrond op valsheid in geschrifte, ook niet indien het de bedrijfscultuur was om met enige regelmaat valsheid in geschrifte te plegen, zo oordeelde de rechtbank Arnhem (LJN BZ0419) onlangs.

In deze zaak was een statutair bestuurder bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders wegens dringende reden op staande voet ontslagen. De bestuurder is het hier niet mee eens en vordert in een gerechtelijke procedure de vernietiging van het ontslagbesluit. De bestuurder stelt dat het besluit vernietigbaar is, omdat het besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b).

De bestuurder betwist niet dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Hij voert als verweer onder meer aan dat de bedrijfscultuur binnen de vennootschap zodanig was dat valsheid in geschrifte met enige regelmaat werd toegepast en werd toegestaan, zodat het niet aangaat om op grond van een ‘incident’ hem als bestuurder te ontslaan, mede gelet op de consequenties daarvan. Volgens de bestuurder werkte de vennootschap mee aan fiscale camouflage, werden belangrijke afspraken over grote bedragen mondeling overeengekomen en niet terstond schriftelijk vastgelegd en werden lukraak buitenlandse vennootschappen gebruikt om uitvoering te geven aan bepaalde overeenkomsten met de bestuurder.

De rechtbank acht dit onvoldoende om aan te nemen dat met enige regelmaat valsheid in geschrifte werd gepleegd. Nog los van het tegenbewijs dat is geleverd, geldt volgens de rechtbank dat hooguit zou kunnen worden vastgesteld dat het binnen de vennootschap niet ongebruikelijk was om mondelinge afspraken te maken over aanzienlijke bedragen en voorts dat betalingen zijn gedaan vanuit andere vennootschappen dan die de formele betalingsplicht hadden. De email die ten grondslag ligt aan het verwijt aangaande ‘fiscale camouflage’ wordt naar het oordeel van de rechtbank aldus verstaan dat de grenzen van fiscaal toelaatbare zijn opgezocht. Het verweer van de bestuurder slaagt dus niet. De rechtbank acht het ontslagbesluit geldig.

De rechtbank doet geen uitspraak over de geldigheid van het besluit indien naar haar oordeel wel zou zijn komen vast te staan dat de bedrijfscultuur zodanig was dat met enige regelmaat valsheid in geschrifte was gepleegd.