Boetes in de bouw-en vastgoedsector onterecht?

Al eerder blogde ik over (hoge) boetes die worden opgelegd bij overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen. In het geval werkzaamheden worden verricht door ‘vreemdelingen’ zonder tewerkstellingsvergunning, riskeert de werkgever/aannemer die de werkzaamheden laat verrichten, hoge boetes. In beginsel is het niet eenvoudig dergelijk besluit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe te laten vernietigen, danwel de boete gematigd te krijgen.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs, op 24 juli 2015, een belangwekkende uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBZWB:2015:4991). In de zaak die de rechtbank kreeg voorgelegd, had een huiseigenaar een boete van € 9.000,- opgelegd gekregen omdat zijn aannemer twee personen (Roemenen) zonder tewerkstellingsvergunning schilderwerkzaamheden had laten verrichten.

De huiseigenaar gaat uiteindelijk in beroep en voert –kort gezegd- aan dat er geen sprake is van een overtreding op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen omdat een tewerkstellingsvergunning voor Roemenen niet mocht worden geëist. Daarbij doet de eigenaar een beroep op de uitspraak van de Raad van State van 24 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4701) in relatie met het Toetredingsverdrag van Roemenie tot de Europese Unie.

In de genoemde uitspraak heeft de Raad van State –kort gezegd- bepaald dat Japanners op grond van een bilateraal handelsverdrag uit 1912 vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt hebben. Deze uitspraak wordt door het Ministerie erkend en nageleefd. In het Toetredingsverdrag is een begunstigingsclausule opgenomen die zo moet worden uitgelegd dat Roemenen, als onderdanen van een lidstaat, voorrang hebben op andere onderdanen van welk ander derde land dan ook.

De Rechtbank overweegt dan ook dat Japan als niet-lidstaat moet worden aangemerkt als een derde land. Voorts stelt de rechtbank vast dat Japanse onderdanen vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt en voor hen geen tewerkstellingsvergunning verplicht is. Voor Roemenen is wel een tewerkstellingsvergunning verplicht en voor Roemenen gelden dus strengere voorwaarden. Daarmee is volgens de Rechtbank niet voldaan aan de begunstigingsclausule van het Toetredingsverdrag en is de Rechtbank van oordeel dat de opgelegde boete in strijd is met de begunstigingsclausule. De minister was niet bevoegd om een boete op te leggen, aldus de Rechtbank.

Deze uitspraak kan weleens verregaande consequenties hebben. De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid miljoenen euro’s aan boetes opgelegd, onder meer in verband met personen uit Midden- en Oost-Europa die werkzaamheden hebben verricht zonder een tewerkstellingsvergunning.