Buitengerechtelijke ontbinding
De wet bepaalt dat een tekortkoming de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. De ontbinding kan buitengerechtelijk en/of bij vonnis geschieden. De wet bepaalt in sommige gevallen (zoals in het huurrecht) dat de ontbinding slechts door de rechter kan geschieden. Voor ontbinding is het noodzakelijk dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt en, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de schuldenaar in verzuim is. Het in verzuim zijn brengt echter niet automatisch met zich mee dat een buitengerechtelijke ontbinding rechtskracht heeft. Ter illustratie bespreek ik hieronder een deel van een recent arrest van het gerechtshof Amsterdam.
A koopt op 26 maart 2009 een appartementsrecht van B. Dat appartementsrecht omvat de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van een ligplaats voor een woonark met een parkeerplaats. Op basis van de koopovereenkomst dient het appartementsrecht op 15 juni 2009 geleverd te worden. De levering geschiedt niet op 15 juni 2009, waarop A de koopovereenkomst – zonder succes – buitenrechtelijk probeert te ontbinden. In dat verband wordt A door B in rechte betrokken.
Het gerechtshof stelt vast dat de leveringsdatum van 15 juni 2009 een fatale termijn is op de voet van artikel 6:83 BW, waardoor in beginsel geldt dat B in verzuim verkeert door het enkele verstrijken van deze termijn. Tegelijkertijd oordeelt het gerechtshof dat in het onderhavige geval uit alle feiten en omstandigheden moet worden afgeleid dat A heeft ingestemd met overschrijding van de leveringsdatum, waardoor de termijn haar fatale karakter heeft verloren.
Een korte (en selectieve) weergave van de feiten maakt de gedachtegang van het hof begrijpelijk. Voor het afmeren van de woonark aan de ligplaats (hetgeen de bedoeling was van de koopovereenkomst) is een vrijstelling van de gemeente vereist. In dat verband doen A en B een gezamenlijk vrijstellingsverzoek. Tussentijds wordt een bootje door A afgemeerd op de door hem gekochte ligplaats en laat hij zich inschrijven op het adres van de ligplaats. Op gezamenlijk initiatief van A en B wordt een gesprek met de gemeente gepland op 23 juni 2009. Op 12 juni 2009 mailt A aan B onder meer “Ok we strijden nog even door!”, waarmee A kennelijk bedoelt dat zij nog even hun best blijven doen om de vrijstelling te krijgen. Op 15 juni 2009 herhalen A en B hun vrijstellingsverzoek aan de gemeente. Vervolgens probeert A de koopovereenkomst op 19 juni 2009 buitengerechtelijk te ontbinden.
De koopovereenkomst is niet ontbonden, omdat – zoals onder meer uit de voornoemde feiten – blijkt dat A heeft ingestemd met overschrijding van de leveringsdatum. Derhalve heeft de leveringstermijn haar fatale karakter verloren. Hierbij is niet relevant dat het voor partijen niet duidelijk was met hoeveel tijd de leveringsdatum zou worden overschreden, dan wel of B binnen een redelijke termijn kon leveren.
Gezien de onzekerheid die een buitengerechtelijke vernietiging met zich mee kan brengen, kan het wenselijk zijn (uiteraard is dit afhankelijk van de omstandigheden van het geval) tevens een verklaring voor recht te vorderen waarmee wordt bevestigd dat is ontbonden. Ook is het mogelijk om ontbinding bij vonnis te vragen. In vergelijkbare situaties is het overigens aan te raden om discussies te voorkomen door de leveringstermijn expliciet te verlengen en/of expliciet een ontbindende voorwaarde overeen te komen.