Cherry picking binnen concern

Binnen concerns kunnen herstructureringen plaatsvinden, door bijvoorbeeld het verkopen van vennootschappen. Dit is toegestaan, met dien verstande dat het bestuur erop toe moet zien dat er geen sprake is van ‘cherry picking’, waarbij de vennootschappen worden uitgekleed en alleen verliesgevende onderdelen van de hand worden gedaan. Handelt het bestuur hierbij niet zorgvuldig, dan riskeert het aansprakelijkheid wegens onbehoorlijke taakvervulling.

Recent oordeelde het gerechtshof Den Bosch in een dergelijk geval dat X, zowel in persoon als bestuurder van de holding, zijn taken in ernstige mate onbehoorlijk had vervuld, als gevolg van de verkoop van de aandelen van twee dochtervennootschappen van de holding, aan een stichting. Vlak na deze verkoop gingen de twee dochtervennnootschappen failliet. De curator stelde vervolgens zowel X als de holding aansprakelijk voor het boedeltekort. De voorraad zou volgens de curator met de verkoop aan de dochtervennootschappen zijn onttrokken en tegen een onzakelijke prijs zijn teruggekocht.

Het gerechtshof oordeelde voorts dat X zijn taak onbehoorlijk vervulde, onder meer vanwege verkoop van de aandelen aan een koper voor wie deze vennootschappen met name interessant waren wegens compensabele verliezen en zonder voornemens te zijn om de bedrijfsvoering voort te zetten. De crediteuren van de gefailleerde dochtervennootschappen visten hierdoor immers achter het net. X had volgens het gerechtshof moeten zorgen voor een zorgvuldige liquidatie van de vennootschappen in plaats van de vennootschappen te verkopen met nagenoeg uitsluitend de daarin aanwezige schulden en verplichtingen.

De door de curator gestelde onzakelijke prijs van de voorraad werd door het gerechtshof bewezen geacht. Deze vorm van ‘cherry picking’, waarbij slechts de bedrijfsonderdelen die van nut waren geweest voor de voortzetting van de bedrijfsvoering van de twee dochtervennootschappen binnen het concern bleven werd ongeoorloofd geacht door het gerechtshof.

Het gerechtshof oordeelde dat X, zowel in persoon als bestuurder van de holding, de belangen van de twee dochtervennootschappen op ernstig verwijtbare wijze had achtergesteld bij de belangen van de andere vennootschappen binnen het concern en zijn eigen belang. X en de holding werden derhalve door het gerechtshof aansprakelijk gehouden voor het boedeltekort.