Contractuele bepaling tot stilzwijgende verlenging vernietigbaar
Een beding in de algemene voorwaarden dat stilzwijgende verlenging van een abonnement (of andere duurovereenkomsten) mogelijk maakt, is door de consument vernietigbaar. Dit geldt niet indien de consument de bevoegdheid heeft de overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand. Hoewel deze vernietigingsbevoegdheid slechts betrekking heeft op algemene voorwaarden, meent de rechtbank Limburg dat die bescherming ook geldt voor een bepaling in de overeenkomst zelf.
De zaak die leidde tot deze uitspraak ging over een consument die een overeenkomst heeft gesloten uit hoofde waarvan hij vanaf 1 juni 2010 onbeperkt kon fitnessen voor een duur van een jaar. De overeenkomst bepaalde dat de overeenkomst telkens zou worden verlengd met een jaar, tenzij deze minimaal een maand voor afloop van de lopende contractperiode is opgezegd. De consument heeft de overeenkomst op 30 december 2011 opgezegd.
Volgens de sportschoolhouder is de overeenkomst op 1 juni 2011 met een jaar verlengd, nu de consument niet tijdig heeft opgezegd. In dat verband stelt de sportschoolhouder zich op het standpunt dat geen sprake is van een beding in de algemene voorwaarden en dat de consument de desbetreffende bepaling dus niet kan vernietigen.
De kantonrechter deelt de visie van de sportschoolhouder niet. Met de inwerkingtreding (op 1 december 2011) van de Wet Van Dam wordt – op grond van artikel 6:236 sub j BW – een beding in de algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend aangemerkt en daardoor vernietigbaar, indien dat beding een stilzwijgende verlenging mogelijk maakt op de wijze als bedoeld in de eerste alinea van deze blog. Artikel 6:236 sub j BW is geschreven voor in algemene bepalingen voorkomende regelingen, met het doel maatschappelijk ongewenste situaties met betrekking tot stilzwijgende verlengingen tegen te gaan. Het is in strijd met dat doel om dat artikel uitsluitend te beperken tot regelingen in de algemene voorwaarden.
De motivering van de kantonrechter is summier en – wat mij betreft – onduidelijk. Mogelijk heeft de kantonrechter bedoeld dat de desbetreffende contractuele bepaling valt onder de begripsbepaling ‘algemene voorwaarden’ en heeft de contractuele bepaling daarom als vernietigbaar aangemerkt. De kantonrechter had dit dan explicieter en uitvoeriger kunnen motiveren. Voor zover de kantonrechter niet heeft gemeend dat sprake is van ‘algemene voorwaarden’, had hij niet mogen vernietigen op grond van het onredelijk bezwarende karakter van de contractuele bepaling. Hoewel de uitkomst van de kantonrechter redelijk is, had de kantonrechter dan aansluiting moeten zoeken bij de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). De kantonrechter kon de contractuele bepaling dan buiten toepassing verklaren.