De boekhoudplicht van de (feitelijk) bestuurder

Op basis van de wet is een bestuurder van een vennootschap verplicht op zodanige wijze administratie te voeren en te bewaren dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de vennootschap kunnen worden opgemaakt. Dit wordt de boekhoudplicht genoemd. Aan deze eis is voldaan indien de administratie dusdanig op orde is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en deze posities en de stand van de liquiditeiten een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie van de vennootschap.

De bestuurder van de vennootschap kan in geval van faillissement aansprakelijk worden gesteld voor het tekort in de boedel, indien blijkt dat hij zijn taak als bestuurder (waaronder de hierboven genoemde boekhoudplicht) niet naar behoren heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een oorzaak is van het faillissement.

Het bovenstaande kwam aan de orde in een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013. In deze zaak had de curator in het faillissement van LB BV de bestuurder van LB BV aangesproken voor het tekort in het faillissement.

De bestuurder van LB BV erkent dat het een en ander niet op orde was met betrekking tot de administratie. LB BV gaf daarvan echter de schuld aan het administratiekantoor waaraan zij de administratie van de vennootschap had uitbesteed.

De rechtbank was het met de curator eens dat de vorderingen op LB BV in rekening-courant in verhouding tot de omvang van de onderneming grote bedragen betroffen. Tevens bleek o.a. dat in de administratie geen voorziening ‘openstaande debiteuren’ was opgenomen en dat de inzichtelijkheid in de rekening-courantpositie van de vennootschap ontbrak. Daarmee had het bestuur van LB BV niet aan haar boekhoudplicht voldaan. Het feit dat de administratie was uitbesteed aan een derde deed daar niet aan af. Het bestuur blijft eindverantwoordelijk.

Als aannemelijk is dat de bestuurder niet aan zijn boekhoudplicht heeft voldaan, wordt verondersteld dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Om aansprakelijkheid te ontlopen is het dan aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Het bestuur van LB BV was hier volgens de rechtbank niet in geslaagd.

Daarnaast speelde in deze zaak dat de feitelijke leiding van LB BV in handen was van een andere persoon dan de statutair bestuurder. Deze feitelijk bestuurder bepaalde in de praktijk het beleid van de vennootschap. Ook de feitelijk bestuurder is door de rechtbank veroordeeld om het tekort in de faillissementsboedel aan te zuiveren, omdat hij als feitelijk beleidsbepaler kan worden aangemerkt en ook aan de boekhoudplicht dient te voldoen.

Uit deze uitspraak volgt dat zowel de statutair bestuurder als de feitelijk bestuurder aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het tekort in het faillissement van een vennootschap, indien blijkt dat de bestuurders zich niet aan de wettelijke boekhoudplicht hebben gehouden. Beide bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk, hetgeen inhoudt dat beiden tot betaling van het volledige bedrag van het tekort kunnen worden aangesproken.