De positie van de aandeelhouder binnen de flex-BV
1 oktober jl. is de flex-bv in werking getreden. De regelgeving op het gebied van de besloten vennootschap is op een aanzienlijk aantal plaatsen aangepast. In deze blog zal ik kort enkele aspecten behandelen die betrekking hebben op de positie van de aandeelhouder binnen de flex-bv.
Een bv is onder de nieuwe regelgeving een stuk eenvoudiger op te richten dan voorheen. De verplichting om bij oprichting minimaal € 18.000,- te storten als oprichtingskapitaal is komen te vervallen. Ook de accountantsverklaring bij de inbreng in natura is niet meer verplicht. Tevens kunnen de statuten van de vennootschap bondiger en flexibeler worden opgesteld. De nieuwe regelgeving op dit gebied maakt het een stuk goedkoper om een bv op te richten.
De flex-bv maakt het mogelijk om de vennootschap meer naar eigen wens in te richten. De flex-bv is minder gebonden aan financieringsvoorschriften, winst- en zeggenschapsrechten zijn makkelijker te scheiden, vergaderen en besluitvorming kunnen worden vergemakkelijkt en er kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan het aandeelhouderschap, die voorheen uitsluitend in aandeelhoudersovereenkomsten vorm konden krijgen. Zo kan bijvoorbeeld een verplichting tot bovennominale bijstorting in de statuten worden opgenomen.
Wanneer de statuten het mogelijk maken, kunnen aandeelhoudersvergaderingen in het buitenland plaats vinden. Buiten de vergadering van aandeelhouders om besluiten nemen is ook vereenvoudigd. Niet langer is een statutaire regeling vereist om buiten vergadering te kunnen besluiten. Ook de unanimiteitseis, die inhoudt dat alle aandeelhouders het unaniem eens moeten zijn over het besluit is niet meer aan de orde. Wel is vereist dat alle aandeelhouders het ermee eens zijn dat buiten vergadering wordt besloten. Zo is het nu ook mogelijk om buiten vergadering besluiten te nemen indien met medewerking van de vennootschap certificaten zijn uitgegeven, hetgeen voor 1 oktober 2012 niet mogelijk was. Op deze wijze is het voor aandeelhouders in het algemeen, maar voor buitenlandse aandeelhouders in het bijzonder, eenvoudiger om besluiten te nemen.
Een belangrijke wijziging is dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot vaststelling van de bestemming van de winst en de uitkeringen (dividend) geen gevolgen hebben zolang het bestuur geen goedkeuring heeft gegeven. De gronden waarop het bestuur de toestemming mag onthouden is gelimiteerd. Maar wanneer het bestuur goedkeuring heeft gegeven voor een uitkering en de bv komt vervolgens in financiële moeilijkheden, dan zijn de bestuurders in beginsel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort. Maar ook de aandeelhouder die wist of behoorde te weten dat de bv door de uitkering in financiële problemen zou geraken is mogelijk aansprakelijk voor het tekort.
Tevens kunnen de statuten bepalen dat het bestuur de aanwijzingen van de vergadering van aandeelhouders dient op te volgen. Het bestuur mag deze aanwijzingen enkel dan naast zich neer leggen wanneer deze in strijd zijn met het belang van de vennootschap.
De nieuwe wetgeving omtrent de flex-bv is niet per definitie van toepassing op de bestaande vennootschappen (opgericht voor 1 oktober 2012). Wel is het voor de bestaande vennootschappen mogelijk om de statuten te wijzigen in die zin dat de regels uit de flex-bv ook op hen van toepassing zullen worden.