Een cursus is een overeenkomst van opdracht en dus tussentijds opzegbaar
Het gerechtshof in Arnhem heeft recent geoordeeld dat een ‘cursusovereenkomst’ een overeenkomst van opdracht is. De overeenkomst van opdracht is geregeld in artikel 7:400 e.v van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 7:408 BW bepaalt dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde mag opzeggen. Als een cursus een opdracht is, dan is deze dus tussentijds opzegbaar.
In de onderhavige procedure had de opdrachtgever zich ingeschreven voor een cursus Paraveterinair dierenartsassistent bij een stichting die volwassenenonderwijs verzorgt. De cursusprijs bedroeg € 3.745,- en de cursus duurde twee jaar.
Bij het inschrijven voor de cursus leefde de opdrachtgever in de veronderstelling dat zijn werkgever het cursusgeld zou voldoen. Zijn werkgever had het volgen van de cursus verplicht gesteld voor het vervullen van een bepaalde functie. De werkgever bleek de cursus echter niet te vergoeden en daarbovenop werd de opdrachtgever ook nog binnen een maand na de start van de cursus door zijn werkgever ontslagen. De opdrachtgever kon het cursusbedrag niet voldoen en het volgen van de cursus was ook niet meer noodzakelijk voor zijn werk. Daarom heeft hij de cursus (na het volgen van slechts één bijeenkomst) na een maand geannuleerd.
Een bepaling van de algemene voorwaarden die de Stichting bij het aangaan van de cursus heeft overhandig luidde: “bij annulering op of na geplande startdatum van de cursus is de volledige cursusprijs verschuldigd en per direct opeisbaar.” De Stichting stelt de opdrachtgever dan ook aansprakelijk voor het voldoen van de gehele cursusprijs.
De kantonrechter heeft de vordering van de Stichting in eerste instantie toegewezen en de opdrachtgever veroordeeld tot het voldoen van de gehele cursusprijs. Het Gerechtshof heeft deze uitspraak in hoger beroep vernietigd en geoordeeld dat de bovengenoemde bepaling uit de algemene voorwaarden vernietigbaar is.
De vermelde regeling dat bij annulering na de geplande startdatum van de cursus het volledige cursusgeld verschuldigd is vat het Hof op als een onmogelijkheid van tussentijdse opzegging. Dit is in strijd met de bepaling dat een overeenkomst van opdracht te allen tijde tussentijds opzegbaar is en daarom is de betreffende bepaling vernietigbaar. De opdrachtgever heeft de vernietiging van de betreffende bepaling ingeroepen en daarmee is hij bevoegd de cursus tussentijds te beëindigen, zonder dat hij de gehele cursusprijs verschuldigd is.
Met betrekking tot de financiële gevolgen van de opzegging geldt dat de opdrachtgever geen schadevergoeding aan de Stichting verschuldigd is. De wet sluit dit voor natuurlijke personen uit. Wel kan de Stichting aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen loon bij het voortijdig einde van de opdracht (artikel 7:411 BW) en onkosten, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen, die voor de Stichting verbonden waren aan het uitvoeren van de overeenkomst (7:406 BW).
De opdrachtgever had al na de eerste cursusdag de cursus geannuleerd. De Stichting heeft geen moeite gedaan om een nieuwe cursist op te roepen die de opengevallen plek zou kunnen invullen, hetgeen wel voor mogelijk werd geacht. Dit is een factor die het Hof meeneemt bij het vaststellen van de vergoeding die de Stichting toekomt. Het Hof heeft de Stichting de opdracht gegeven aan te tonen welke vaste en variabele kosten zij daadwerkelijk gemaakt heeft per cursist in de periode dat de opdrachtgever voor de cursus stond ingeschreven. Op basis daarvan zal het Hof een gepaste vergoeding bepalen die de Stichting toekomt.
Een cursus is (in ieder geval) voor een cursist die een privépersoon is tussentijds opzegbaar zonder verschuldigdheid van de gehele cursusprijs, ook al is dit in de algemene voorwaarden van de cursusgever uitgesloten. Wel moet de opdrachtgever dan de daadwerkelijk gemaakte kosten vergoeden inclusief het tot dan toe verschuldigde loon, verminderd met de kosten die de cursusgever door de beëindiging heeft bespaard.