Elektronisch contracteren: stuurt u een elektronische bevestiging aan uw klanten?
In ons Burgerlijk Wetboek ( in artikel 6:227c lid 2 om precies te zijn) is bepaald dat bij overeenkomsten die online – bijvoorbeeld via een bestelproces op een website – tot stand komen, de verkoper/dienstverlener te allen tijde via elektronische weg een bevestiging van ontvangst van de bestelling aan de klant moet versturen. Dit is de zogenaamde bevestigingsplicht.
Deze bevestigingsplicht heeft – volgens de Europese richtlijn die aan de bepaling ten grondslag ligt en de bij deze bepaling behorende Memorie van Toelichting – ten doel het vertrouwen van de consument in de elektronische handel te vergroten. Door de elektronische ontvangstbevestiging krijgt de consument namelijk op zeer korte termijn duidelijkheid of zijn bestelling de verkoper heeft bereikt.
De verkoper wordt gedwongen deze elektronische ontvangstbevestiging te versturen nu het niet voldoen aan deze plicht maakt dat zijn klant de overeenkomst kan ontbinden. Dit is uiteraard nadelig voor de verkoper nu ontbinding normaliter pas mogelijk is nadat aan zwaardere vereisten (wanprestatie die de ontbinding en zijn gevolgen rechtvaardigt) is voldaan. Een belangenafweging is in dit kader in principe niet meer aan de orde.
Mag er ook worden gekozen voor een bevestiging van de bestelling langs andere weg, bijvoorbeeld per post? Nee, helaas. Een schriftelijke ontvangstbevestiging is niet voldoende. De wetgever eist immers expliciet dat de bevestiging via elektronische weg wordt verstuurd. Dit wordt bevestigd in een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel. In deze zaak had de Nederlandse Energiemaatschappij (NLE) de ontvangstbevestiging per post verstuurd aan een contractant die op haar beurt – om betaling te voorkomen – stelde dat haar ex-partner haar zonder haar medeweten heeft aangemeld.
De redenering van de rechtbank is in deze uitspraak enigszins opmerkelijk te noemen nu de rechtbank de bepaling in een, mijns inziens, onjuiste sleutel plaatst. De rechtbank meent namelijk dat NLE door het niet voldoen aan de bevestigingsplicht (zij heeft de ontvangstbevestiging immers per post verstuurd) niet kon nagaan of zij met de juiste persoon een overeenkomst was aangegaan. De rechtbank meent dat er – onder andere – om die reden geen overeenkomst is tot stand gekomen tussen NLE en de tot betaling aangesproken contractant.
De sanctie van ontbinding bij het niet nakomen van de bevestigingsplicht in geval van elektronisch contracteren impliceert echter juist dat er sprake is van een overeenkomst. Zonder overeenkomst valt er immers niets te ontbinden. De uitkomst van de procedure is desondanks de juiste.
Tenslotte is het nog aardig op te merken dat er in B2B-relaties kan worden afgeweken van de bevestigingsplicht. Dat moeten partijen dan wel met elkaar overeenkomen. Doen partijen dit niet, dan geldt de hoofdregel: bij gebreke van een elektronische ontvangstbevestiging kan de koper de overeenkomst ontbinden.