Geslaagd beroep op dwaling door investeerder

De meeste mensen kennen het begrip dwaling wel, maar een beroep hierop wordt in een rechtelijke procedure maar zelden toegewezen. Vorige maand werd echter een geslaagd beroep op dwaling gedaan, door een investeerder in het spelersfonds van FC Emmen.

In het verleden waren de transferrechten op de spelers van FC Emmen ondergebracht bij een spelersfonds, een commanditaire vennootschap (C.V.). De investeerder sloot begin 2011 een overeenkomst op grond waarvan hij voor een bedrag van € 50.000 in de C.V. participeerde. De overeenkomst gaf de geldschieter recht op een jaarlijkse rente en een percentage van de netto-opbrengst van de verkoop van spelers. Vanwege de problematische financiële situatie van FC Emmen zijn ongeveer een jaar later de transferrechten door de C.V. voor een bedrag van € 1 aan FC Emmen verkocht. Daarmee was de participatie waardeloos geworden.

Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst had de investeerder over de deelname in het spelersfonds gesproken met de directeur van de voetbalclub, die tevens de beherend vennoot van de C.V. was. De directeur had de investeerder enthousiast gemaakt over de participatie en hem schriftelijke informatie verstrekt. De investeerder bleef over de risico’s van de participatie of over de financiële stand van zaken bij de C.V. of FC Emmen echter volledig in het ongewisse, terwijl de financiële toestand destijds al een chaos was. Daarmee werd hem cruciale informatie onthouden. Was hier nu sprake van dwaling?

Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling is vernietigbaar, zo bepaalt artikel 6:228 BW. Voor de vernietiging van een overeenkomst op grond van dwaling moet er onder andere sprake zijn van afwezigheid van een juiste voorstelling van zaken. Ook  moet het causale verband tussen de dwaling en de contractssluiting bewezen worden. De kernvraag was of de investeerder bij een juiste en volledige voorstelling van zaken de overeenkomst nog steeds zou hebben gesloten. Dus de vraag of aan het causaliteitscriterium was voldaan. Aan dit criterium wordt zwaar getild: slechts in enkele, zeldzame gevallen kan bewezen worden dat een partij af zou hebben gezien van het sluiten van de overeenkomst wanneer hij op de hoogte was geweest van de daadwerkelijke constellatie. Vaak zal het doorslaggevende karakter van een eigenschap of omstandigheid al uit de aard of de inhoud van de aangegane overeenkomst volgen, maar een dergelijke vraag kan naar haar aard nooit met absolute zekerheid worden beantwoord. De rechter neemt dan ook genoegen met een redelijke mate van waarschijnlijkheid.

In deze zaak oordeelde de rechtbank dat het niet tijdig verstrekken van alle relevante informatie zo cruciaal is, dat moet worden aangenomen dat de overeenkomst niet was gesloten als de investeerder de ware stand van zaken had gekend. Het causaal verband werd in deze uitspraak door de rechter erkend. De vordering van de investeerder tot terugbetaling van haar inleg, werd daarom toegewezen.