Gewijzigde Wet openbaarheid van bestuur: einde misbruik?
Op 1 oktober 2016 treedt de nieuwe Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in werking. De aanpassingen in de Wet openbaarheid van bestuur moeten misbruik van de wet voorkomen. Overheden kregen de afgelopen jaren veel Wob-verzoeken die gericht waren op het innen van een dwangsom, niet op het verkrijgen van informatie. Immers, bestuursorganen verbeuren een dwangsom bij niet tijdig beslissen op een Wob-verzoek. Deze dwangsom kan oplopen tot een bedrag van € 1.260.
Praktijkvoorbeeld
Een goed voorbeeld komt van de Rechtbank Noord-Holland. Jurist X werd door deze rechtbank op de zwarte lijst gezet nadat hij schuldig werd bevonden aan misbruik van recht: het gebruiken van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor deze bedoeld is. X diende tussen 2012 en 2015 ongeveer 1300 Wob-verzoeken in en inde voor € 309.000 aan proceskosten en dwangsommen. De rechtbank noemt hem een ‘repeatplayer’ en gaat uit van kwade trouw. Op basis daarvan legde de rechtbank omkering van de bewijslast op: zijn cliënten zullen moeten aantonen dat geen sprake is van misbruik van recht. X stelde beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De nieuwe wet moet paal en perk stellen aan het misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur om situaties als deze te voorkomen. Artikel 15 van de nieuwe wet sluit de toekenning van dwangsommen uit bij het niet tijdig beslissen op een Wob-verzoek.