Het betekenen van een vonnis in kort geding is niet zonder risico
Hebt u een juridisch geschil en wilt u op korte termijn een voorlopige maatregel, dan biedt een kort geding mogelijk een optie. Het opstarten van een kort geding vergt echter een zorgvuldige afweging over de noodzaak van een kort geding en de te vorderen voorlopige maatregel. Ter illustratie bespreek ik kort een arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage, waaruit onder meer blijkt dat het betekenen van een kort geding-vonnis onrechtmatig was en dat de vordering in kort geding te algemeen en te verstrekkend was. Dit arrest geef ik vereenvoudigd en slechts voor een deel weer. Volledigheidshalve verwijs ik u naar de desbetreffende uitspraak.
Het arrest heeft betrekking op een geschil tussen de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (verder te noemen: de “Dierenbescherming”) en onder andere een handelaar in jonge honden (verder te noemen: de “handelaar”). De dierenbescherming vordert in kort geding dat de handelaar binnen 24 uur na betekening van het vonnis zijn handel in honden dient te staken, zulks op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe en wel door een verbod op te leggen van vijf jaar, op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per overtreding.
De Dierenbescherming betekent het vonnis aan de handelaar. De handelaar staakt zijn handel in honden conform het vonnis. Achteraf wordt – middels een spoedappel – het kort geding-vonnis vernietigd door het gerechtshof te Amsterdam. Reden voor de handelaar om separaat een schadevergoeding te vorderen, (onder meer) omdat de Dierenbescherming onrechtmatig jegens hem zou hebben gehandeld door te (dreigen met) de executie van het kort geding-vonnis.
In het arrest geeft het hof een rechtsregel weer; dreigend met een executie de wederpartij dwingen om gehoor te geven aan een kort geding-vonnis, is in beginsel onrechtmatig jegens de wederpartij indien achteraf – in een spoedappel of bodemgeschil – blijkt dat de eiser niet het recht had van de wederpartij te vergen zich te conformeren aan het kort geding-vonnis. De schade die hierdoor ontstaat, is in beginsel veroorzaakt door de schuld van de eiser. De eiser wist of behoorde namelijk te weten dat zijn handelen was gebaseerd op een voorlopige maatregel.
In concreto blijkt uit het arrest dat de Dierenbescherming onrechtmatig heeft gehandeld jegens de handelaar door betekening van het kort geding-vonnis. De betekening houdt immers de (dreiging met) executie van dit vonnis in. Het hof zou tot een ander oordeel zijn gekomen indien in de onderhavige bodemprocedure zou blijken dat de voorlopige voorziening op zijn plaats was en dat de vernietiging van dit vonnis in het spoedappel derhalve onterecht was. In casu was dit niet het geval.
Het hof merkt op dat – indien de door de Dierenbescherming gestelde misstanden bij de handelaar juist zijn – het treffen van een maatregel in kort geding op zichzelf gerechtvaardigd kan zijn, doch het door de Dierenbescherming in kort geding gevorderde en door de kort geding-rechter getroffen maatregel te vergaand en te algemeen geformuleerd is. De Dierenbescherming deed er beter aan het verbod, op straffe van een dwangsom, niet te ruim te formuleren en te beperken tot concrete onrechtmatige handelingen.
Kortom, de les van het arrest is onder meer dat er goed nagedacht dient te worden over de te vorderen voorlopige maatregel.