In verzet tegen coronaboete

Geld

Afgelopen periode is er in de media veel aandacht besteed aan de coronaboete. Deze boete kan worden opgelegd vanwege overtreding van de zogenoemde coronaregels. Voor meerderjarige overtreders geldt een boetetarief van € 390,- en voor minderjarigen een boetetarief van € 95,-. Op peildatum 10 mei 2020 zijn al maar liefst 7.400 mensen beboet voor het overtreden van de coronaregels. Het woord “boete” is echter niet zuiver; het gaat niet om een echte boete, maar om een zogeheten strafbeschikking die wordt opgelegd door het Openbaar Ministerie.

“Coronaregels” in noodverordeningen

Een eerste relevante vraag is wat precies de grondslag van de coronaboete is. Door wie worden de coronaregels bepaald en zijn deze coronaregels vastgelegd in regelgeving? Het kabinet neemt maatregelen ter bestrijding van het coronavirus en die maatregelen worden vervolgens door de voorzitters van de 25 Nederlandse Veiligheidsregio’s in een noodverordening Covid-19 vastgelegd. Dit mogen de voorzitters doen op grond van artikel 176 Gemeentewet en artikel 39 Wet Veiligheidsregio’s. Een noodverordening bevat uitsluitend “algemeen verbindende voorschriften”, dat houdt in dat het regels zijn die voor iedereen binnen een bepaalde Veiligheidsregio gelden. Vandaar ook dat de uitwerking van bepaalde regels per Veiligheidsregio kan verschillen.  

Omdat de omstandigheden rond corona onzeker zijn en steeds veranderen, worden de voorzitters van de Veiligheidsregio’s steeds door aanwijzingsbrieven van het kabinet op de hoogte gehouden van de stand van zaken rond het coronavirus. Als het nodig is worden de noodverordeningen op grond daarvan steeds aangepast. Dat is niet de enige taak van de voorzitters; zij moeten ook zorgen voor de uitvoering van het beleid in hun Veiligheidsregio, door toezicht te houden en waar nodig te handhaven. Het doel is hiermee een landelijke uniforme aanpak van het coronavirus te realiseren. Kortom, de coronaregels worden telkens op aanwijzing van het kabinet opgenomen in de noodverordeningen.

In de praktijk zijn het de politie, marechaussee en buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) die zijn aangewezen om de noodverordening ter plaatse te handhaven. Op grond van artikel 443 Wetboek van Strafvordering kan een geldboete worden opgelegd vanwege overtreding van bepalingen die zijn neergelegd in een noodverordening. Dat is dus de basis van de coronaboete. 

Wat gebeurt er als ik de boete betaal?

Een opgelegde coronaboete kan een vervelend staartje krijgen. Op het moment dat de coronaboete wordt betaald komt deze definitief vast te staan (inclusief justitiële aantekening!). Dat geldt ook als niet tijdig in verzet wordt gegaan (zie hierna). Een strafbeschikking die hoger is dan € 100,- levert een justitiële aantekening op, ook wel: een strafblad. Die aantekening blijft vijf jaar staan. Dat kan problemen opleveren bij een VOG-aanvraag. Voor de aanvraag van een VOG wordt het Justitieel Documentatiesysteem geraadpleegd. Bureau Justis behandelt de VOG-aanvragen en onderzoekt bij iedere aanvraag het gehele justitiële verleden en de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Te verwachten valt dat de impact van een justitiële aantekening door een coronaboete beperkt zal zijn. Tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat het overtreden van coronaregels tot problemen leidt voor carrièremogelijkheden.

Wat kan ik doen tegen een coronaboete?

Tegen de coronaboete kan binnen 14 dagen worden opgekomen door een verzetschrift in te dienen bij het Openbaar Ministerie. Een relevant argument bij verzet kan zijn dat de noodverordening in strijd is met de Grondwet en daarom niet mag worden gehandhaafd (zie hierna). Ook is maar de vraag of bij iedere opgelegde boete duidelijk vaststaat dát de voorliggende overtreding daadwerkelijk is begaan. Relevante vraag is bijvoorbeeld of de overtreding ook volgt uit het procesdossier waar de bevindingen van bijvoorbeeld de politie in zijn vastgelegd. Immers, in ieder geval zijn andere feiten en omstandigheden aan de orde.  Al eerder werd bekend dat een groot deel van de opgelegde coronaboetes incompleet was, doordat bijvoorbeeld de juiste documenten ontbreken of persoonsgegevens van de verdachten niet kloppen. Als de Officier van Justitie ondanks het ingestelde verzet de opgelegde coronaboete handhaaft dan moet de rechter een oordeel over de opgelegde boete vormen. Als naar diens oordeel de overtreding niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, volgt vrijspraak en blijft de justitiële aantekening achterwege. 

Wat zijn de juridische kansen bij verzet tegen een coronaboete? 

Heeft het zin om in verzet te gaan tegen de coronaboete? Een eenvoudig antwoord op de vraag wat de juridische haalbaarheid is van een ingediend verzet is nog niet te geven omdat de coronaregels nieuw zijn en nog geen enkele rechter heeft geoordeeld over de houdbaarheid van de coronaboete. Vaststaat wel dat intussen de nodige kritiek is ontstaan op de noodverordeningen, zo zijn deze “onhoudbaar”, “ondemocratisch” en “ongrondwettelijk”. Dat is interessant omdat deze noodverordeningen nu juist de basis bieden voor oplegging van de coronaboete. 

De noodverordening is op zichzelf niet vatbaar voor bezwaar of beroep, dus het rechtstreeks opkomen tegen de noodverordening is niet mogelijk. Daar staat tegenover dat de voorzitters van de Veiligheidsregio’s geen inbreuk mogen maken op de grondrechten die in de Grondwet staan. En dat gebeurt nu juist wel. Neem bijvoorbeeld het verbod op samenkomsten. Dat verbod vormt strikt genomen een inbreuk op het grondrecht van de vergadervrijheid (artikel 9 Grondwet). De mogelijkheid bestaat dat de basis van de boete alsnog komt te vervallen, als wordt vastgesteld dat de noodverordeningen in strijd zijn met de Grondwet. 

Bovendien lijkt de noodverordening onverklaarbare strijdigheden te bevatten: samenkomsten zijn verboden terwijl groepsvorming (mits op 1.5 meter afstand) is toegestaan. Dit terwijl het vormen van een samenkomst gelijk staat aan het vormen van een groep. De grens tussen een samenkomst en groepsvorming lijkt flinterdun. Opmerkelijk is ook dat de term “samenkomsten” in de noodverordening niet is gedefinieerd terwijl “samenkomsten” nu juist verboden zijn. Opvallend is dat demonstreren wel is toegestaan, terwijl ook hierbij doorgaans sprake is van een samenkomst.

Het gevolg hiervan is dat de termen in de noodverordening door de verschillende Veiligheidsregio’s niet op eenzelfde wijze (kunnen) worden geïnterpreteerd en het dus ontbreekt aan uniformiteit. Hierdoor ontstaat een grote (rechts-)onzekerheid bij burgers; hoe moeten regels worden nageleefd als wezenlijke vragen, zoals vragen die zijn terug te voeren op de Grondwet, onbeantwoord zijn? 

Ook een schending van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel ligt in dit verband op de loer. Gebleken is namelijk dat binnen bepaalde Veiligheidsregio’s eerder een oogje wordt toegeknepen, waar in andere Veiligheidsregio’s wél stevig beboet wordt. Daarbij kan eerst een waarschuwing worden gegeven en staat nergens dat direct tot een boete moet worden overgegaan. Er bestaat met andere woorden veel ruimte voor discussie, óók als de coronaregels worden versoepeld. Denk aan de boetes die vanaf 1 juni 2020 mogen worden uitgedeeld in het Openbaar Vervoer. Anderhalve meter afstand in het OV is niet te realiseren, zo heeft het kabinet geconcludeerd. Om die reden is vanaf 1 juni 2020 een mondneusbescherming verplicht. Ook hierop kunnen coronaboetes worden uitgedeeld. Lees hier de coronaregels die per 1 juni 2020 hebben te gelden!

De Tweede Kamer heeft de Afdeling advisering van de Raad van State verzocht een zogenoemde voorlichting te geven over de vraag hoe de coronaregels zich verhouden tot de grondrechten van iedere burger. De Afdeling advisering adviseert de regering en het parlement over wetgeving en bestuur. De Tweede Kamer heeft de voorlichting op 25 mei 2020 openbaar gemaakt. De Afdeling advisering constateert dat de bevoegdheid om bij een noodverordening grondrechten ingrijpend te beperken, strikt genomen niet aansluit bij de specifieke wettelijke grondslag die de Grondwet eist voor de beperking van grondrechten. De Afdeling advisering meent echter dat het verdedigbaar is dat de regering in de acute, concrete en levensbedreigende aanvangsfase van de pandemie heeft volstaan met een meer algemene wettelijke grondslag. Naarmate de situatie langer duurt neemt de juridische houdbaarheid van de noodverordeningen af.

Op dit moment werkt het kabinet dan ook aan een spoedwet om de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus een steviger juridische basis te geven. Deze spoedwet zal de huidige noodverordeningen vervangen. Uiteraard houden wij de ontwikkelingen in de gaten.

Heeft u te maken met de “coronaboete” of heeft u andere vragen? Neemt u gerust contact op met onze sectie bestuursrecht of strafrecht!