Incassokosten verschuldigd voor een invuloefening?
Op basis van de wet kan een schuldeiser incassokosten vorderen van een schuldenaar. Het betreft hier een forfaitaire vergoeding. Ingeval de schuldenaar een consument is, ontstaat de verschuldigdheid hiervan pas nadat de consument na het intreden van zijn verzuim (onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling) vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen na de dag van de aanmaning (de “veertiendagenbrief”). De vraag is echter of voor de verschuldigdheid van de incassokosten het versturen van de veertiendagenbrief voldoende is of dat er eerst nadere incassohandelingen verricht dienen te worden.
De kantonrechter (rechtbank Oost-Nederland) heeft geoordeeld dat het slechts versturen van een veertiendagenbrief niet voldoende is voor de verschuldigdheid van de incassokosten. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden zich uitgelaten over de vraag of de veertiendagenbrief voldoende is voor de verschuldigdheid van de incassokosten. Hoewel het Hof de visie van de kantonrechtbank begrijpt, wordt het vonnis van de kantonrechter vernietigd.
Een forfaitaire vergoeding kan bezwaarlijk zijn voor een consument, onder meer omdat de veertiendagenbrief veelal slechts een invuloefening is. Bovendien merkt het Hof op dat de regeling inzake de incassokosten primair is ingegeven door de wens consument te beschermen tegen onredelijke incassokosten. Echter, in de wet is geen (duidelijk) aanknopingspunt te vinden voor de stelling dat een nadere incassohandeling is vereist voor de verschuldigdheid van de incassokosten. Bovendien heeft de wetgever duidelijkheid willen verschaffen over de hoogte van de incassokosten. De wetgever heeft dus gekozen voor rechtszekerheid en die keuze heeft de rechtbank te respecteren.
Het Hof oordeelt dan ook terecht dat een veertiendagenbrief volstaat voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten. De wetgever heeft immers gekozen voor een systeem van een forfaitaire vergoeding en dus niet voor een systeem van een ‘proportionele vergoeding’. Hoewel het door de wetgever gekozen systeem bezwaarlijk kan zijn voor de consument, is het niet aan de rechter om de keuze van de wetgever te negeren.
Een invuloefening of niet; een deugdelijke veertiendagenbrief volstaat dus voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten.