Maatwerk nodig bij het bepalen van de hoogte van boetes vanwege illegale vakantieverhuur

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft op 2 december 2020 drie belangrijke uitspraken gedaan over het opleggen van bestuurlijke boetes voor de illegale vakantieverhuur van woningen in Amsterdam. Op dit moment legt de gemeente standaard een maximale bestuurlijke boete op aan iedereen die zonder vergunning een woning verhuurt aan toeristen. In het Amsterdamse boetebeleid wordt geen rekening gehouden met bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor een lagere boete. Dat is in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus de Afdeling. De gemeente Amsterdam moet bij haar boetebeleid voor illegale verhuur van woningen aan toeristen maatwerk bieden.
Boetebeleid van de gemeente Amsterdam
Om de drie uitspraken van de Afdeling te kunnen begrijpen is eerst van belang het boetebeleid van gemeente Amsterdam in kaart te brengen. De wettelijke grondslag hiervoor is de Huisvestingswet 2014 (hierna: Hw).
Op grond van artikel 21 aanhef en onder a Hw is het verboden om een door de gemeenteraad aangewezen woning zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Op grond van artikel 35 Hw mag een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege een overtreding van artikel 21 Hw. Deze bestuurlijke boete mag momenteel ten hoogste € 21.750,- bedragen, zo blijkt uit artikel 35 lid 2 onder b Hw. De hoogte van deze op te leggen boete is gebaseerd op artikel 23, lid 4, vierde categorie, Wetboek van Strafrecht. In artikel 35 lid 3 Hw is bepaald dat de gemeenteraad in een huisvestingsverordening het bedrag vaststelt van de bestuurlijke boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
In artikel 4.2.1 van de (huidige versie van de) Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Hv) is bepaald dat bij overtreding van artikel 21 Hw een bestuurlijke boete kan worden opgelegd waarvan de hoogte is afgestemd op de boetemaxima genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. Uit Bijlage 3, Tabel 4 van de Hv blijkt dat in geval van onttrekking ten behoeve van toeristische verhuur (B&B en vakantieverhuur) momenteel een standaardboete ter hoogte van € 20.750,- wordt gehanteerd.
Wat is er aan de hand?
In 2018 en 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan enkele particulieren de (op dat moment geldende) standaardboete van € 20.500,- opgelegd vanwege illegale vakantieverhuur. Er was geen vergunning verleend voor het onttrekken van de woning aan de bestemming tot bewoning. Op grond van de destijds geldende Hv trad de gemeente onder voorwaarden niet op tegen onttrekking zonder de daartoe benodigde vergunning ten behoeve van vakantieverhuur (op 1 juli 2020 is deze uitzondering op de vergunningplicht komen te vervallen). Ook aan deze voorwaarden werd niet voldaan.
De rechtbank Amsterdam heeft de opgelegde boetes gematigd tot € 4.000,-, € 8.000,- en € 10.000,-. De gemeente is tegen deze uitspraken in hoger beroep gegaan bij de Afdeling.
Afdeling: maatwerk is vereist
Zoals hiervoor uiteengezet is de gehanteerde standaardboete (zoals opgenomen in de Hv) in principe in lijn met de Hw. De Afdeling bevestigt dat het onttrekken van woonruimte, gelet op de schaarse woningvoorraad en de grote druk op de woningmarkt, moet worden gezien als een ernstige overtreding. Daarmee is volgens de Afdeling echter niet gezegd dat zich geen bijzondere omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de ene overtreding ernstiger is dan de andere.
Als in een wettelijk gefixeerd boetestelsel niet of nauwelijks wordt gedifferentieerd op basis van feiten en omstandigheden die voor de evenredigheid van het boetebedrag van belang kunnen zijn, kan eerder de noodzaak bestaan om in een concreet geval van dit boetestelsel af te wijken. Zo kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 5:46, lid 3, Awb, die aanleiding geven om een boete te matigen. Als het bestuursorgaan nalaat om een (volgens dit boetestelsel) opgelegd boetebedrag te verlagen terwijl dat bedrag wegens specifieke feiten en omstandigheden onevenredig hoog is, dan zal de rechter de bestuurlijke boete, indien deze wordt bestreden, matigen.
De Afdeling stelt vast dat in het huidige Amsterdamse boetebeleid geen ruimte bestaat voor differentiatie. Immers, gemeente Amsterdam legt een standaardboete op aan iedereen die zonder vergunning een woning aan toeristen verhuurt. Dit terwijl er wel degelijk bijzondere omstandigheden aan de orde kunnen zijn die aanleiding kunnen geven voor een lagere boete. De ernst van de overtreding zou dan ook moeten worden gekoppeld aan de hoogte van de boete. In de onderhavige zaken oordeelt de Afdeling dat de bestuurlijke boetes terecht zijn gematigd door de rechtbank.
De Afdeling benadrukt dat voor een eenduidige handhaving van de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening duidelijkheid ten aanzien van de op te leggen boetes van belang is. In de onderhavige uitspraken geeft de Afdeling handvatten om een gedifferentieerd boetebeleid vorm te geven, waarmee recht wordt gedaan aan het evenredigheidsbeginsel. Zo zou in elk geval onderscheid kunnen worden gemaakt tussen bedrijfsmatige en particuliere verhuur. Differentiatie op basis van bedrijfsmatigheid vindt momenteel al plaats bij beboeting van woningonttrekking in bijvoorbeeld de gemeenten Den Haag en Utrecht. Voor het vaststellen van bedrijfsmatigheid kan rekening worden gehouden met het feit dat bij particuliere verhuur de verhuurder meestal ook de hoofdbewoner van de woning is, de inschrijving in het brp en het maximumaantal dagen per jaar dat een woning verhuurd mag worden.
Het ligt nu op de weg van de gemeenteraad van Amsterdam om het boetebeleid, zoals opgenomen in de Huisvestingsverordening, te wijzigen. Wordt vervolgd!
Vragen?
Meer lezen over vakantieverhuur en gemeentelijke regelgeving? Zie het eerdere tweeluik “Airbnb en gemeentelijke regelgeving”: deel I en deel II. Vragen? Onze secties huurrecht en bestuursrecht adviseren u graag!
Lees hier de drie uitspraken:
ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2849