Nietig ontslagbesluit bestuurder, of niet?

Een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) tot ontslag van een  bestuurder dient aan bepaalde eisen te voldoen, anders is zij wegens strijd met de wet of de statuten nietig. Of toch niet? De rechtbank ‘s – Gravenhage (LJN BW 2533) besliste anders en oordeelde dat in de omstandigheden van dat geval een beroep op de nietigheid van het besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Een opzienbarende uitspraak, of niet?

De bestuurder tevens aandeelhouder A werd schriftelijk uitgenodigd door haar mede-bestuurder en mede-aandeelhouder B voor een bespreking, waarbij niet werd vermeld dat het bij die bespreking tevens zou gaan over het voornemen om een AVA bijeen te roepen, waarin, zo blijkt later, het ontslag van bestuurder A op de agenda stond. De bestuurder A verscheen niet, om haar moverende redenen, en heeft aldus niet mee kunnen beslissen over het besluit om de AVA bijeen te roepen. De andere bestuurder B heeft desalniettemin de AVA bijeengeroepen en tijdens deze AVA het besluit tot ontslag van bestuurder A genomen. Dit is in strijd met de wet en heeft tot gevolg dat (i) geen rechtsgeldig besluit van het bestuur tot stand is gekomen om de AVA bijeen te roepen (de bestuurder wist immers niet dat de bijeenroeping van de AVA op de agenda stond), (ii) de AVA niet rechtsgeldig bijeen is geroepen, en (iii) dat het tijdens die AVA genomen besluit tot ontslag van de bestuurder A nietig is. Daarmee lijkt de kous af, strijd met de wet is strijd met de wet, nietwaar?

Bestuurder B blijkt echter nog een troef achter de hand te hebben en doet een beroep op de vennootschapsrechtelijke redelijkheid en billijkheid. Bestuurder B stelt dat bestuurder A weliswaar niet op de hoogte was van het voornemen om de AVA bijeen te roepen, maar dat zij toch zeker wel ervan op de hoogte was dat bestuurder B de bezwaren die zij had tegen verdere samenwerking wilde bespreken. Bij die bespreking kwam bestuurder A echter niet opdagen. Vervolgens is in de oproeping van bestuurder A in hoedanigheid van aandeelhouder als enige agendapunt van ontslag van bestuurder A opgenomen, waarbij bestuurder A in de gelegenheid is gesteld zijn mening en advies kenbaar te maken, voorafgaande aan de stemming over het ontslagbesluit.

Volgens de rechtbank heeft bestuurder A, door te kennen te geven niet bij de bespreking of de AVA aanwezig te zullen zijn, afgezien van haar adviserende stem als bestuurder en van haar stem in hoedanigheid van aandeelhouder, althans dat heeft bestuurder B redelijkerwijs op die manier mogen begrijpen. De rechtbank voegt daaraan toe dat als bestuurder A iets anders had gewild, zij dit had moeten concretiseren. De rechtbank oordeelt dat onder deze omstandigheden het beroep van bestuurder A op de nietigheid van de besluiten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Alleen onder bijzondere omstandigheden mag de rechter een wettelijke en/of statutaire regeling opzij zetten omdat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De vraag is of dergelijke bijzondere omstandigheden hier aan de orde zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat bestuurder B redelijkerwijs mocht opmaken uit de melding van bestuurder A dat hij niet naar de bespreking of de AVA zou komen, dat bestuurder A daarmee afstand zou doen van zijn adviserende stem als bestuurder en zijn stem als aandeelhouder. Dit lijkt mij enigszins kort door de bocht. Mijns inziens was de situatie anders geweest indien bestuurder A wist van het voornemen om de AVA bijeen te roepen en van het voornemen om zijn ontslag als bestuurder als agendapunt van die AVA op te nemen in de bespreking en vervolgens uitdrukkelijk te kennen had gegeven geen prijs te stellen op zijn mening en advies daarover.

Zekerheidshalve doen bestuurders die tevens aandeelhouder zijn er goed aan, niet alleen in de besluitvorming maar ook in correspondentie, duidelijk te kennen te geven in welke hoedanigheid en met welk doel zij spreken.