Nietige proceshandeling
Het kan voorkomen dat een advocaat gedurende een geding zijn hoedanigheid van advocaat verliest. De wet bepaalt (in artikel 226 lid 1 Rv) dat het geding dan van rechtswege wordt geschorst. Blijkt echter dat het geding desondanks is voortgezet, dan zijn de daarna verrichte proceshandelingen mogelijk nietig. De Hoge Raad heeft zich hier recent over uitgelaten.
In het onderhavige arrest van de Hoge Raad gaat het om een schilder die meende recht te hebben op betaling van facturen. De schilder heeft de personen (vermoedelijk een echtpaar) gedagvaard van wie hij meende recht te hebben op betaling van zijn facturen. De rechtbank heeft de vordering van de schilder afgewezen. Het gerechtshof te Arnhem heeft een bewijsopdracht gegeven, op basis waarvan een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden.
Tijdens het getuigenverhoor is de schilder als getuige gehoord, terwijl van de kant van het echtpaar niemand aanwezig was. Het hof heeft contact opgenomen met de advocaat van het echtpaar en heeft begrepen dat de advocaat zich heeft ontrokken als advocaat van het echtpaar. Het echtpaar is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op een bepaalde datum een nieuwe advocaat te stellen, hetgeen niet is gebeurd. Vervolgens heeft het hof arrest gewezen ten gunste van de schilder.
Het echtpaar gaat in cassatie en betoogt hierbij dat het getuigenverhoor nietig is, nu de advocaat van het echtpaar zijn hoedanigheid van advocaat (op eigen initiatief) had verloren. De Hoge Raad is het hiermee eens.
Volgens de Hoge Raad blijkt, uit de correspondentie tussen de advocaat van het echtpaar en (de griffier van) het hof, dat de advocaat van het echtpaar zijn hoedanigheid van advocaat heeft verloren.
De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het verlies van die hoedanigheid tot gevolg heeft dat een geding van rechtswege wordt geschorst. Na de schorsing verrichte proceshandelingen zijn volgens de Hoge Raad nietig, mits (conform een eerder arrest van de Hoge Raad) de partij die de nietigheid inroept benadeeld is door het feit dat de procedure niet is stilgelegd.
Het echtpaar is volgens de Hoge Raad benadeeld, nu het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden zonder dat het echtpaar is vertegenwoordigd door een advocaat (en daardoor geen vragen heeft kunnen stellen en geen contra-enquête heeft kunnen vragen) en het echtpaar naderhand (middels een memorie na enquête) niet heeft kunnen reageren op hetgeen bij het verhoor is verklaard.
Kort en goed, als een advocaat zijn hoedanigheid van advocaat verliest, wordt een gerechtelijke procedure van rechtswege geschorst. Wordt het geding toch voortgezet, dan zijn de nadien verrichte proceshandelingen nietig. Wel dient voor nietigheid sprake te zijn van benadeling door het niet stilleggen van het geding.