Het non-concurrentiebeding in de agentuurovereenkomst: Waarmee dient u rekening te houden?

Het non-concurrentiebeding in een agentuurovereenkomst kenmerkt zich door de verplichting van de handelsagent om – tijdens of na de beëindiging van de samenwerking – gedurende een bepaalde periode niet concurrerend te handelen ten opzichte van zijn principaal. Het non-concurrentiebeding kan de vorm hebben van een verbod om soortgelijke of dezelfde producten te vertegenwoordigen als de producten van de principaal maar bijvoorbeeld ook om na de beëindiging van de relatie geen zaken te doen met klanten van de principaal of binnen het gebied waarin de agent actief was.

Een non-concurrentiebeding tijdens de samenwerking is vaak goed te verdedigen, maar een dergelijk beding na het einde van de agentuurrelatie is voor veel handelsagenten moeilijk te verteren. Het opbouwen van een klantenkring is immers de kern van een handelsagentuur. Dit is waar de agent zijn inkomsten uit haalt. De agent heeft vaak een jarenlange (vertrouwens)relatie opgebouwd met zijn klanten en zal deze samenwerking willen voortzetten, óók als hij voor een andere principaal gaat werken. Toch is het concurrentiebeding een veelvoorkomende bepaling in de agentuurovereenkomst. Veel agenten zien zo’n bepaling als een noodzakelijk kwaad en nemen het dan ook voor lief.

De wet biedt bescherming

Juist omdat het concurrentiebeding verstrekkende gevolgen kan hebben, biedt de wet bescherming aan de handelsagent door voorwaarden te verbinden aan de geldigheid van een non-concurrentiebeding dat de handelsagent verplichtingen oplegt na de beëindiging van de agentuurovereenkomst. Als het concurrentiebeding niet voldoet aan de navolgende eisen van de wet, dan is er géén geldig beding overeengekomen en is de handelsagent er dus ook niet aan gebonden:

  • Het concurrentiebeding moet schriftelijk worden overeengekomen
  • Het beding moet betrekking hebben op het soort goederen of diensten waarvan de agent de vertegenwoordiging had, en op het gebied, of de klantenkring, dat aan de agent is toevertrouwd;
  • Het beding mag niet langer duren dan twee jaar na het einde van de agentuurovereenkomst.

Als aan de bovenstaande eisen is voldaan, kan de principaal géén beroep doen op het non-concurrentiebeding indien hij de agentuurovereenkomst heeft beëindigd zonder dat hij de wettelijke of contractueel overeengekomen opzegtermijn in acht heeft genomen, of wanneer de agent de agentuurovereenkomst heeft beëindigd vanwege een dringende reden en de principaal daarvoor een verwijt treft. De principaal wordt als het ware gestraft.

Overigens kunnen de Nederlandse regels afwijken van bijvoorbeeld de Duitse- of Italiaanse regels omtrent het non-concurrentiebeding. Ook die landen kennen een vergelijkbaar verbod, maar de principaal is dan wel gehouden de handelsagent een vergoeding te betalen voor de periode waarin hij niet concurrerend mag handelen.

Wanneer wordt gekozen voor het opnemen van een non-concurrentiebeding in de agentuurovereenkomst, waar dient de handelsagent dan op te letten? Wij zetten de belangrijkste aandachtspunten voor u op een rijtje.

Ga goed na of het non-concurrentiebeding voldoet aan de eisen van de wet, zoals hierboven besproken. Daarnaast is het non-concurrentiebeding een onderdeel van de overeenkomst tussen de principaal en de handelsagent. Er kan dus over worden onderhandeld. Dit kan natuurlijk ook achteraf – nadat de agentuurrelatie is beëindigd. Partijen gebruiken het dan als een middel om een regeling te treffen. Zorg dan dat de afspraken over de beëindiging duidelijk zijn, bij voorkeur door deze vast te leggen in een vaststellingsovereenkomst.

Wanneer een geldig overeengekomen non-concurrentiebeding wordt geschonden door de handelsagent, kan de principaal schade lijden. Omdat het vaststellen en bewijzen van die schade lastig kan zijn, zal de principaal er vaak voor kiezen om een boetebeding op te nemen in de agentuurovereenkomst. Wanneer inderdaad sprake is van een overtreding van een concurrentiebeding, is het uitgangspunt dat de boete dan verschuldigd is. Wel is het mogelijk dat de handelsagent de rechter verzoekt om de boete te matigen of om het non-concurrentiebeding (gedeeltelijk) ongedaan te maken of buiten werking te stellen.

Ten slotte komt het regelmatig voor dat partijen geen schriftelijke agentuurovereenkomst hebben gesloten of dat de schriftelijke agentuurovereenkomst geen non-concurrentiebeding bevat. Dit betekent niet dat het de handelsagent dan – gedurende maar in sommige gevallen ook na de beëindiging van de agentuurrelatie – geheel vrij staat om werkzaamheden te verrichten die concurrerend werken tegenover de (voormalige) principaal. De wet verplicht de handelsagent namelijk de belangen van zijn principaal op een zorgvuldige manier te behartigen, de zogenaamde zorgplicht van de handelsagent. Concurrerend handelen tijdens de looptijd van de agentuurovereenkomst kan voor de principaal aanleiding geven om de agentuurovereenkomst per direct op te zeggen en daarnaast de hierdoor door hem geleden schade op de agent te verhalen.

Ook concurrentie na de beëindiging van de agentuurrelatie kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn ten opzichte van de principaal, ook als de agent niet gebonden is aan een schriftelijk non-concurrentiebeding. Hier geldt wel een strenge maatstaf. Het uitgangspunt is wel dat het de handelsagent dan vrij staat concurrerend te handelen.

Staat u op het punt om een agentuurovereenkomst aan te gaan, of wordt u door uw principaal aangesproken wegens het schenden van een non-concurrentiebeding uit een bestaande agentuurovereenkomst? Neem dan gerust contact met ons op.