Opnieuw vragen over de vrije advocaatkeuze
Al eerder heb ik geblogd over de rechtsbijstandverzekerde en de vrije advocaatkeuze. De Hoge Raad heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Kort gezegd heeft het Hof geoordeeld dat uit de Europese Richtlijn voortvloeit dat de rechtsbijstandverzekeraar de kosten van de door de verzekerde vrij gekozen advocaat dient te vergoeden.
Nu heeft de kantonrechter in Amsterdam over dit onderwerp bij tussenvonnis van 18 maart 2014 een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld. In deze zaak ging het om het volgende.
Een werkgever heeft het UWV verzocht toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst met één van zijn werknemers op te zeggen. De werknemer is verzekerd bij een rechtsbijstandverzekeraar (opnieuw de DAS) en heeft deze verzocht om de gemaakte kosten van de ingeschakelde (externe) advocaat in de UWV-procedure te vergoeden. De DAS heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat deze procedure niet kan worden aangemerkt als een gerechtelijke of administratieve procedure als bedoeld in de Europese Richtlijn en de Wet op het financieel toezicht (Wft).
De werknemer vordert in kort geding dat de DAS alsnog overgaat tot vergoeding van de kosten voor het inschakelen van een advocaat. De centrale vraag in deze procedure is of er sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure als bedoeld in artikel 4:67 Wft en de Richtlijn. De voorzieningenrechter heeft de Hoge Raad verzocht uitleg te geven en heeft de volgende prejudiciële vraag gesteld:
“Wat wordt verstaan onder het begrip “gerechtelijke of administratieve procedure” als bedoeld in artikel 4:67 Wft en valt de procedure bij het UWV, die volgt op een verzoek van een werkgever om toestemming te verlenen voor opzegging van een arbeidsverhouding (ex 6 BBA), onder dit begrip?”
Kortom, het woord is nu eerst aan de Hoge Raad. Wij houden u op de hoogte!