Overdracht bedrijf aan katvanger leidt tot aansprakelijk bestuur wegens onbehoorlijk bestuur

De rechtbank s‘-Hertogenbosch heeft op 27 februari jl. een voormalig bestuurder van een failliet verklaarde vennootschap aansprakelijk gesteld voor het volledige tekort in het faillissement van de vennootschap. De reden hiervoor is dat de bestuurder er niet in is geslaagd om aan te tonen dat zijn onbehoorlijk bestuur niet een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.

De situatie was als volgt: X was sinds januari 2006 enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap A BV. Gedurende de jaren erna had X een aanzienlijke rekening-courant schuld aan A BV opgebouwd. Via internet komt X in contact met de heer Y, die indirect bestuurder was van B BV. Partijen komen overeen dat X per 1 oktober 2009 al zijn aandelen in A BV voor € 1,- overdraagt aan B BV. Bij de overdracht van de aandelen wordt B BV enig bestuurder van A BV en wordt aan X volledige décharge verleend.

Op 18 januari 2011 wordt A BV failliet verklaard. Op dat moment bleek dat B BV, die eveneens failliet was verklaard, bestuurder was van maar liefst 46 vennootschappen en Y had via andere vennootschappen eveneens talloze vennootschappen voor € 1,- opgekocht.

Y is inmiddels strafrechtelijk veroordeeld voor diverse vormen van oplichting en fraude, maar biedt volgens de curator van A BV geen verhaal voor de tekorten in de boedel van A BV. De curator van A BV stelt daarom X aansprakelijk voor het tekort in de faillissementsboedel uit hoofde van onbehoorlijk bestuur. De wet (artikel 2:248 BW) bepaalt immers dat een bestuurder aansprakelijk kan zijn voor het tekort in de faillissementsboedel, indien de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De rechtbank oordeelt dat X A BV aan B BV heeft overgedragen om zelf zoveel mogelijk uit de problemen te geraken en niet om de vennootschap te redden. De overdracht van A BV door X aan B BV, terwijl X wist althans behoorde te beseffen dat de bestuurder van B BV waarschijnlijk malafide plannen had met A BV, moet als kennelijk onbehoorlijk bestuur worden aangemerkt, aldus de rechtbank. Daarnaast heeft X toegegeven niet aan zijn publicatieplicht te hebben voldaan (de verplichting ieder boekjaar een financieel verslag te maken en te deponeren). Hierdoor is eveneens komen vast te staan dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

X is er niet in geslaagd om het wettelijke vermoeden te weerleggen dat zijn onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement van A BV is geweest. De rechtbank houdt X mede verantwoordelijk voor het oplopen van de schulden na de overdracht van de aandelen aan C BV. Uit de tekst op de website van Y blijkt volgens de rechtbank duidelijk dat Y zich niet richtte op bestuurders die op zoek waren naar een serieuze overnamekandidaat die de vennootschap zou redden, maar uitsluitend op bestuurders die de voor hen persoonlijke nadelige gevolgen van een faillissement van de vennootschap wilden ontlopen. Een serieuze overname kandidaat zou immer verlangd hebben dat X een deel van zijn schuld aan A BV zou hebben voldaan voor de overdracht. X kan eveneens niet aantonen dat hij enig onderzoek heeft gedaan naar de bedoelingen met A BV van Y en/of C BV.

De rechtbank oordeelt dat het handelen van X een belangrijke oorzaak is geweest voor het faillissement van A BV en stelt X derhalve aansprakelijk voor het gehele tekort van de boedel.