Ruimere toegang tot de bestuursrechter in het omgevingsrecht

Op 5 maart jl. schreven wij een blog naar aanleiding van het zogenaamde ‘Varkens in Nood-arrest’ van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 en de daaropvolgende uitspraak van rechtbank Gelderland van 26 februari 2021. Afgelopen week heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) zich uitgelaten over de gevolgen van het Varkens in Nood-arrest, in haar uitspraak van 14 april 2021. Deze blog gaat in op de gevolgen die deze uitspraak heeft voor de toegang van belanghebbenden tot de bestuursrechter in omgevingsrechtelijke zaken.
Het Varkens in Nood-arrest, hoe zat het ook alweer?
Op 14 januari 2021 oordeelde het Hof van Justitie dat artikel 9 lid 2 van het Verdrag van Aarhus zich ertegen verzet dat het beroep van een niet-gouvermentele organisatie niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege het feit dat deze niet eerder heeft deelgenomen aan het besluitvormingsproces (geen zienswijze heeft ingediend).
Het Nederlandse artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht is daarmee niet in overeenstemming. Uit dat artikel volgt namelijk dat een belanghebbende die een besluit door de rechter wil laten toetsen, eerst de zogenaamde ‘voorfase’ moet hebben doorlopen. Als geen zienswijze was ingediend waar dat wel was vereist, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Als gevolg van het Varkens in Nood-arrest is het noodzakelijk hierin verandering te brengen, voor wat betreft ‘Aarhus-besluiten’ (besluiten waarop het Verdrag van Aarhus van toepassing is; met name besluiten met milieugevolgen). De wetgever is daartoe vooralsnog niet overgegaan, maar de rechtbank Gelderland heeft hier op 26 februari 2021 al een interessante uitspraak over gewezen. Meer daarover lees je in onze eerdere blog.
De Afdeling: ruime toegang tot de bestuursrechter in geval van omgevingsrechtelijke besluiten
Op 14 april 2021 heeft de Afdeling zich over de gevolgen van het Varkens in Nood-arrest voor Nederland uitgelaten. Zij concludeert dat uit het arrest volgt dat het recht van belanghebbenden om beroep in te stellen tegen een Aarhus-besluit niet afhankelijk mag worden gesteld van deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (door het indienen van een zienswijze). Als gevolg daarvan dient artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht voor wat betreft Aarhus-besluiten dus te worden aangepast door de wetgever.
De Afdeling stelt echter vast dat het niet eenvoudig is om af te bakenen welke besluiten wel en welke besluiten niet onder het Verdrag van Aarhus vallen. Dit zou tot gecompliceerde beoordelingen en voor de rechtspraktijk onwerkbare situaties kunnen leiden.
De Afdeling kiest daarom, in afwachting van een oplossing door de wetgever, voor een praktische oplossing: in álle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, zal artikel 6:13 van de Awb niet meer worden tegengeworpen aan belanghebbenden. De toegang tot de bestuursrechter wordt hiermee aanzienlijk verruimd.
Daarbij beschouwt de Afdeling als ‘omgevingsrechtelijke zaken’ zaken over besluiten op grond van wetten en regelingen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening of de Tracéwet.
Gevolgen
Als gevolg van deze uitspraak kunnen nu dus ook belanghebbenden die geen zienswijze tegen een omgevingsrechtelijk ontwerpbesluit hebben ingediend, beroep tegen het besluit instellen.
Ook heeft de uitspraak gevolgen voor de zogenaamde onderdelentrechter. Ook die zal in het omgevingsrecht, in afwachting van een wetswijziging, niet meer worden toegepast door de bestuursrechter in zaken waarin een zienswijze kan worden ingediend. Dit betekent dat een belanghebbende in het omgevingsrecht nu ook beroepsgronden mag indienen tegen onderdelen van het besluit waar niet eerder een zienswijze over is ingediend.
Een welkome verruiming van de rechtsbescherming van belanghebbenden dus. Nadeel is echter dat het voor de aanvrager van een besluit ook na afloop van de termijn voor het indienen van zienswijzen lastig zal zijn om te beoordelen of het besluit stand zal houden. Er kunnen immers nog nieuwe belanghebbenden zijn die zich melden en beroep instellen. Daarnaast kunnen er na het indienen van zienswijzen nog nieuwe beroepsgronden worden ingediend.
Tot slot
Heeft u vragen over deze blog over een andere bestuursrechtelijke vraag? Neem gerust contact op met onze sectie bestuursrecht.