Een ruimere toepassing van het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht?

Eerder deze week postten wij een blog over het nieuwe stappenplan van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals uiteengezet in haar uitspraak van 29 mei 2019. In deze blog wordt ingegaan op de vraag welke wijzigingen dit nieuwe stappenplan meebrengt en wat voor gevolgen dat voor u kan hebben in de praktijk.

De wijzigingen

Het nieuwe stappenplan van de Afdeling is niet revolutionair, maar lijkt kansen te bieden voor de burger. Zo heeft de Afdeling benadrukt dat er bij de eerste stap (is er sprake van een toezegging?) meer nadruk moet worden gelegd op hoe een uitlating bij de burger overkomt. En dus niet alleen wat het bestuursorgaan ermee bedoelde. Voor wat betreft de tweede stap (de toerekening) heeft de Afdeling aangegeven dat er een verschuiving van het ‘bestuurlijke perspectief’ naar het ‘burgerperspectief’ moet plaatsvinden. De nadruk komt minder te liggen op de vraag of een ambtenaar formeel bevoegd is om iets over het onderwerp te vinden en te beslissen. Belangrijker is  of een burger mocht veronderstellen dat de ambtenaar de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.

Gevolgen in de praktijk

De Afdeling heeft met haar uitspraak laten doorklinken dat een beroep op het vertrouwensbeginsel sneller zou moeten slagen. Het is de moeite waard om in procedures dit vernieuwde uitgangspunt juridisch gedegen te behandelen. Toch mogen er geen wonderen worden verwacht.

Zo oordeelde de Afdeling in augustus van dit jaar dat een beroep op het vertrouwensbeginsel, ondanks een toezegging van het College van B&W, niet slaagde. Het College had schriftelijk bevestigd dat een bepaald woonschip in een nieuw bestemmingsplan zou worden aangemerkt als ‘woonschip voor permanente bewoning’. Binnen de gemeente is echter alleen de gemeenteraad bevoegd om bestemmingsplannen vast te stellen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde niet. Naar onze mening is het vertrouwensbeginsel in deze uitspraak daarmee te strikt toegepast. Het is van belang dat burgers op de toezeggingen van de overheid kunnen vertrouwen, ook als zij niet op de hoogte zijn van de precieze bevoegdheidsverdeling.

Tot slot

In de praktijk is van een grote verruiming van de toepassing van het vertrouwensbeginsel nog niet echt gebleken. Niettemin zien wij zeker kansen voor de burger, ook in de bezwaarfase bij bijvoorbeeld de gemeente. Een goede argumentatie kan overheden over de streep trekken. En dat is maar goed ook. De burger moet op toezeggingen van de overheid kunnen vertrouwen.

Heeft u een vraag over toezeggingen of het vertrouwensbeginsel? Neem dan contact op met Sylvie Adriaanse.