Stichting blijft met miljoenenclaim zitten door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met bestuurder
Bij het afsluiten van een vaststellingsovereenkomst is het van belang dat u zich goed laat adviseren. Dat blijkt uit een zaak die onlangs is voorgelegd aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2013:7329). In deze zaak ging het om het volgende.
Sinds 1994 is de gedaagde als bestuurder werkzaam bij WSG, een kleine woningcorporatie in Geertruidenberg. De financiële toezichthouder voor woningcorporaties (CFV) waarschuwt WSG in juni 2010 voor financiële problemen. Op verzoek van CFV heeft WSG vervolgens een plan van aanpak opgesteld. CFV heeft nadien verontrustende berichten over WSG ontvangen, waarbij het haar was gebleken dat de bestuurder van WSG zich niet hield aan het opgestelde plan van aanpak. CFV heeft dit bij de raad van toezicht van WSG gemeld. Uiteindelijk heeft de raad van toezicht vanwege de signalen met betrekking tot onregelmatigheden en de steeds verder verslechterende financiële situatie van WSG op 29 maart 2011 besloten de bestuurder uit zijn functie te ontheffen. Vervolgens zijn partijen in onderhandeling getreden over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
WSG heeft PWC op 15 april 2011 opdracht gegeven onderzoek te doen naar de situatie bij WSG en is tegelijkertijd zelf een intern onderzoek gestart. Drie dagen later, op 18 april 2011, hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst met de bestuurder per 1 mei 2011 is beëindigd. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer een finale kwijting voor alle mogelijke aanspraken overeengekomen.
Na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is uit het onderzoek van PWC gebleken dat de oud-bestuurder van WSG onregelmatig heeft gehandeld. WSG stelt zich vervolgens op het standpunt dat de oud-bestuurder opzettelijk en bewust roekeloos namens WSG handelingen (onder meer onverantwoordelijke strategische beslissingen) heeft verricht, als gevolg waarvan WSG aanzienlijke schade heeft geleden. Deze schade probeert WSG op de oud-bestuurder te verhalen.
De kern van het geschil betreft de vraag of de vaststellingsovereenkomst aan de vordering van WSG (van negen miljoen euro) op de oud-bestuurder in de weg staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van WSG op de oud-bestuurder niet kan slagen, omdat partijen een finale kwijting zijn overeengekomen en deze finale kwijting naar het oordeel van de rechtbank ook ziet op een vordering gebaseerd op onbehoorlijk bestuur. Dit geldt te meer nu in de vaststellingsovereenkomst zowel het einde van de arbeidsovereenkomst als het einde van het bestuurderschap is geregeld. De vordering van WSG is door de rechter dan ook afgewezen.
Kortom, let op met het verlenen van finale kwijting. In dit geval was het verstandig geweest als WSG de resultaten van het onderzoek had afgewacht en/of in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de finale kwijting een voorbehoud had opgenomen voor bepaalde aanspraken.