UAV 2012
De algemene voorwaarden die in de Nederlandse bouw het meest worden gebruikt zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV). De versie van de UAV die tot voor kort het meest werd gebruikt was die van 1989. Deze versie is inmiddels geactualiseerd en herzien. Sinds januari 2012 zijn de UAV 2012 in werking getreden door publicatie in de Staatscourant.
Voorafgaand aan de totstandkoming van de UAV heeft breed overleg plaatsgevonden met marktpartijen en wetenschappers. Dit heeft tot gevolg dat de UAV redelijk uitgebalanceerd zijn, in zoverre dat deze bepalingen bevatten die zowel kunnen worden uitgelegd als
aannemers(on)vriendelijk als opdrachtgevers(on)vriendelijk. Het is van belang daarmee rekening te houden bij het sluiten van een aannemingsovereenkomst. In bepaalde gevallen kan het juist goed zijn om in de overeenkomst af te wijken van de UAV.
De recente herziening van de UAV heeft niet geleid tot fundamentele wijzigingen. De terminologie van de UAV 1989 is aangepast aan het huidig tijdperk en aan het huidig Burgerlijk Wetboek, jurisprudentie van de Raad van Arbitrage is doorgevoerd en de UAV-TI (UAV technische installatiewerken, standaard voorwaarden toegespitst op totstandbrenging van technische installatiewerken) 1992 zijn geïntegreerd. De belangrijkste, meest in het oog springende, wijzigingen van de UAV 2012 (ten opzichte van de UAV 1989) op een rijtje:
– Paragraaf 5 is komen te vervallen. In deze paragraaf wordt bepaald dat de opdrachtgever aansprakelijk is voor de niet of niet tijdige levering van bouwstoffen van een voorgeschreven leverancier danwel door de opdrachtgever voorgeschreven bouwstoffen;
– Aan paragraaf 6 is toegevoegd de aansprakelijkheid voor de voorgeschreven leverancier. Deze verkrijgt dezelfde positie als die van de voorgeschreven onderaannemer;
– Tevens is aan paragraaf 6 toegevoegd de verplichting van de aannemer om veiligheidsmaatregelen te treffen in het geval bij de uitvoering van het werk voorwerpen/stoffen worden aangetroffen die schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu;
– Aan paragraaf 11 is toegevoegd dat gebreken ten gevolge van onjuist of onzorgvuldig gebruik danwel gebreken die het gevolg zijn van normaal te verwachten slijtage ten gevolge van het feitelijke gebruik niet zijn te scharen onder gebreken die door de aannemer tijdens de onderhoudstermijn moeten worden hersteld;
– Paragraaf 12 betreft de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering van het werk. Deze paragraaf is gewijzigd. Uitgangspunt blijft dat de aannemer na de oplevering niet meer
aansprakelijk is voor tekortkomingen aan het werk. Hiervan zijn uitgezonderd de gebreken die (i) zijn toe te rekenen aan de aannemer, (ii) die ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering en opneming van het werk redelijkerwijs niet onderkend hadden kunnen worden door de directie en (iii) de aannemer daarvan binnen redelijke termijn na ontdekking mededeling is gedaan;
– De vervaltermijn van vijf jaar uit hoofde van een verborgen gebrek blijft gehandhaafd. De aannemer blijft echter gedurende tien jaren aansprakelijk voor verborgen gebreken als het werk geheel of gedeeltelijk is ingestort, dreigt in te storten of ongeschikt is geraakt of
dreigt te raken voor de bestemming en dit alles alleen kan worden verholpen/voorkomen door het nemen van zeer kostbare voorzieningen;
– In paragraaf 17 is opgenomen dat het bestek voortaan moet bepalen of en in hoeverre bouwstoffen dienen te worden gekeurd