Verkrijgende verjaring
Voor verkrijging op grond van verjaring dient sprake te zijn van een bezit. Dit blijkt onder meer uit het recente vonnis van rechtbank ’s-Gravenhage. In de onderhavige kwestie verschillen BSV Patrimonium en WS Stek onder meer van mening over de vraag wie eigenaar is van een speeltuin en een clubhuis op een stuk grond.
BSV Patrimonium exploiteert, als wijkvereniging, in de wijk Patrimonium in Hillegom een speeltuin en een clubhuis op een stuk grond (verder te noemen: de “speeltuingrond”) dat volgens het kadaster in eigendom toebehoort aan WS Stek. BSV Patrimonium meent echter dat zij eigenaar is van de speeltuingrond.
BSV Patrimonium stelt dat zij door koop en/of verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de speeltuingrond. BSV Patrimonium maakt van februari 1929 tot mei 1975 gebruik van een stuk grond die toen in eigendom toebehoorde aan een rechtsvoorganger van WS Stek. Zulks op basis van een mondelinge gebruiksovereenkomst om niet. Naar zeggen van BSV Patrimonium zou zij de speeltuingrond in mei 1975 voor een bedrag van fl. 1,- hebben gekocht van een rechtsvoorganger van WS Stek. Vanaf 1 mei 1975 heeft zij zich gedurende 20 jaar daarna als eigenaar hiervan gedragen, aldus nog steeds BSV Patrimonium.
De rechtbank is het niet eens met de stelling van BSV Patrimonium dat de speeltuingrond is gekocht voor fl. 1,-. Voor een eigendomsoverdracht (of een vestiging van een opstalrecht) is immers de inschrijving in de openbare registers noodzakelijk. De door BSV Patrimonium gestelde eigendomsoverdracht is nimmer ingeschreven in de openbare registers.
Het gegeven dat het door BSV Patrimonium gestelde eigendomsoverdracht nimmer is ingeschreven in de openbare registers, maakt dat haar beroep op verkrijgende verjaring evenmin zal slagen. Volgens de wet – ex artikel 3:105 BW – kan alleen een bezitter (dat wil zeggen: houder voor zichzelf) door verkrijgende verjaring eigenaar worden. Een houder voor een ander wordt geen eigenaar door verkrijgende verjaring. Aangezien het door BSV Patrimonium gestelde eigendomsoverdracht nimmer is ingeschreven in de openbare registers, is zij nimmer bezitter geweest van de speeltuingrond. Zij is slechts aan te merken als houder.
De rechtbank bekijkt nog of zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat BSV Patrimonium alsnog als eigenaar is aan te merken. Onder verwijzing naar de nadere motivering van de rechtbank, komt de rechtbank echter tot het oordeel dat WS Stek (en ook haar rechtsvoorgangers) vanaf mei 1975 eigenaar zijn gebleven van de speeltuingrond.