Verplichte sloop na jarenlang gedoogbeleid?

Sloopbeleid en gedoogbeleid

Op donderdag 29 juni 2017 kopte De Gooi- en Eemlander over de gedwongen sloop van verschillende bouwwerken die vijftien eigenaren van recreatielandjes aan het Trekpad langs de Drecht te wachten staat. In dit geval gaat het voornamelijk om bouwwerken als zomerhuisjes, opbergkisten en toiletgebouwtjes.

Het bestemmingsplan “Plassengebied Loosdrecht” geeft de bestemming natuur aan het recreatiegebied. Dat betekent dat er alleen iets mag staan ten dienste van de natuur. Dit zou betekenen dat de bouwwerken die daar in strijd met de bestemming staan verwijderd moeten worden, in elk geval zolang geen vergunning is verleend.

Jarenlang heeft de gemeente niet handhavend opgetreden tegen de illegaal geplaatste bouwwerken. Uiteraard doet dit niet af aan het feit dat de gemeente hiertoe in beginsel nog steeds bevoegd is.

Opmerkelijk is echter wel dat, zoals de eigenaren betogen, de gemeente voorheen alle percelen op riolering heeft laten aansluiten en er altijd WOZ-belasting door de eigenaren is betaald.

Begrijpelijk is dan ook dat de eigenaren ontzet reageerden toen zij kennis namen van het feit dat de gemeente voornemens is de eigenaren opdracht te geven alle niet toegestane bouwwerken te verwijderen.

Verplichte sloop na jaren gedoogbeleid

Reeds eerder stapte één van de perceeleigenaren naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Deze eigenaar was de eerste tegen wie de gemeente voornemens was handhavend op te treden. De eigenaar deed een beroep op onder andere het gelijkheidsbeginsel omdat hij vond dat ten onrechte niet handhavend tegen de andere eigenaren werd opgetreden. Dit aangevoerde argument werd door de Raad van State in zijn uitspraak van 24 mei 2017 verworpen omdat de gemeente in haar verweerschrift in hoger beroep aangaf voornemens te zijn ook de andere eigenaren van percelen een last onder dwangsom op te leggen.

Naar nu blijkt is dit ook gebeurd. Vorige week woensdag, 28 juni 2017, stapten dan ook de andere perceeleigenaren naar de ABRvS.

Ook al valt het binnen de bevoegdheid van de gemeente om handhavend op te treden wanneer in strijd wordt gehandeld met het bestemmingsplan, toch valt niet in te zien waarom de perceeleigenaren niet eerder zijn aangespoord tot vergunningaanvraag. Helemaal gezien het feit dat de gemeente op de hoogte was van het feit dat aan andere eigenaren wel degelijk vergunningen waren verleend.

Ook lijkt de gemeente met het aansluiten van de percelen op de riolering de indruk te hebben gewekt dat onder andere de zomerhuisjes en toilethokjes toegestaan waren en hier nog lange tijd zouden mogen blijven staan. Deze aansluitingen hebben de eigenaren duizenden euro’s gekost. De vraag rijst dan ook of het handhavende optreden niet dermate onevenredig is dat hiervan moet worden afgezien. Weegt het belang dat wordt bereikt met het handhavend optreden op tegen bijvoorbeeld de kosten waarmee de eigenaren te maken krijgen?

Het valt te bezien hoe ver de ABRvS meegaat in deze argumenten. In de eerdere uitspraak van 24 mei 2017 worden argumenten zoals het jarenlang betalen van forensenbelasting en het door de gemeente jarenlang op de hoogte zijn van de overtredingen, niet overgenomen.

De gemeente heeft duidelijk nieuwe plannen voor het gebied. Wij zijn benieuwd hoe die vorm gaan krijgen en wat de mogelijkheden daartoe zijn na de uitspraak van de ABRvS hierover.
Wij wachten de uitspraak met interesse af en houden u hiervan op de hoogte.