Verval Verklaring Arbeidsrelatie per 1 mei 2016
Op 2 februari jl. is de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (de “Wet DBA”) aangenomen in de Eerste Kamer. Met de Wet DBA wordt de huidige Verklaring Arbeidsrelatie (de “VAR-verklaring”) afgeschaft.
Wat is een VAR-verklaring?
In het fiscale recht en in het arbeidsrecht wordt er een onderscheid gemaakt tussen werknemers en zelfstandigen (zzp’ers). Dit onderscheid is voor de praktijk met name van belang voor de vraag of er sprake is van een inhoudings- en premieplicht voor de loonheffingen en een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. De beoordeling van de vraag of een persoon een zelfstandige is of een werknemer, wordt beoordeeld op basis van de geldende wetgeving en jurisprudentie, waarbij de feitelijke situatie op de werkvloer van belang is. Van belang is bijvoorbeeld de vraag of een zelfstandige meerdere opdrachtgevers heeft en of de zelfstandige zelf bepaalt hoe hij zijn werk uitvoert. Controle en handhaving hiervan is de wettelijke taak van de Belastingdienst
Met een VAR-verklaring kunnen partijen duidelijkheid krijgen over de vraag of er loonheffingen inhouden moeten worden over de vergoeding van een opdrachtnemer. Dit verschaft de opdrachtgever van tevoren zekerheid en deze wordt dan niet achteraf geconfronteerd met een loonvordering van de belastingdienst. In de praktijk komt het echter veel voor dat zelfstandigen een ‘verkapt dienstverband’ hebben. Deze zelfstandige zijn wellicht op papier ‘zelfstandig’, maar werken bijvoorbeeld enkel voor één opdrachtgever. Het risico van dit ‘verkapt dienstverband’ is dat de Belastingdienst bij constatering hiervan een naheffing en een boete kan opleggen aan de opdrachtnemer. Op grond van de Wet DBA zal de opdrachtgever verantwoordelijk worden gehouden voor de financiële gevolgen van deze ‘schijnzelfstandigheid.
De Wet DBA
De Wet DBA zal 1 mei 2016 in werking treden en heeft tot gevolg dat de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer en de opdrachtgever bij het beoordelen van hun arbeidsrelatie beter in balans worden gebracht, waardoor de mogelijkheden om te handhaven worden verbeterd en schijnzelfstandigheid wordt teruggedrongen.
Om de zelfstandige status van zzp’ers aan te tonen en de daadwerkelijke situatie op de werkvloer aan te tonen, is het voorgestelde alternatief het overleggen van individuele opdrachtovereenkomsten aan de Belastingdienst, zodat die een oordeel kan geven over de betreffende overeenkomst. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van modelovereenkomsten die door de Belastingdienst zijn opgesteld. Dit is uiteraard niet verplicht, een zelf opgestelde individuele opdrachtovereenkomst kan ook worden beoordeeld door een belastingkantoor. Op deze wijze wordt er vooraf zekerheid verkregen over de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Opgemerkt zij wel dat het voorgaande geenszins een verplichting inhoudt om een overeenkomst te laten toetsen. Echter, indien een zelfstandige ervoor kiest zelf te beoordelen of er loonheffingen betaald dienen te worden, dan bestaat het risico nog wel dat een verkeerde beoordeling wordt gemaakt waardoor de zelfstandige achteraf alsnog wordt geconfronteerd met een loonheffing.
Overgangsperiode
Tot 1 mei 2017 geldt een overgangsperiode waarin de Belastingdienst coulance in acht neemt en in beginsel niet handhavend zal optreden. Dit is onder voorbehoud van actieve toetsing van een ‘verkapt dienstverband’ van de zelfstandige door de opdrachtgever. Tevens blijven VAR-verklaringen die zijn afgegeven voor 2014 of 2015 geldig tot de Wet DBA in werking is getreden. Het is echter wel te adviseren om overeenkomsten met zelfstandigen kritisch te bekijken en te laten beoordelen of een aanpassing noodzakelijk is.
Wilt u meer weten over dit onderwerp of heeft u advies nodig? Neem dan gerust contact op met ons op.