Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen: is een wijziging van de statuten nodig?

Recent is het al enige tijd op stapel staande wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen aangenomen door de Eerste Kamer. Het doel van de wet is om de regels over het bestuur en toezicht van alle rechtspersonen zo veel mogelijk te uniformeren. De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen is vooral van belang voor het bestuur en toezicht van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen. De bepalingen in de wet zullen aansluiten op de al bestaande regelgeving voor met name de naamloze vennootschap (nv) en de besloten vennootschap (bv).
Op 11 december 2020 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen gepubliceerd in het Staatsblad. De wet zal op 1 juli 2021 in werking treden. Dat geeft ons de tijd om de komende maanden te bezien of aanpassing van de statuten van met name bestaande verenigingen en stichtingen gewenst is.
Toezichthoudende organen
Voor de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap kennen we in onze wetgeving al een toezichthoudend orgaan. Het gaat dan om de raad van commissarissen (RvC) of, wanneer er sprake is van een monistisch bestuursmodel, om de niet-uitvoerende bestuurders.
Verenigingen en stichtingen kennen vaak al een raad van toezicht of een raad van commissarissen, maar dat is dan vastgelegd in statutaire regelingen. In de nieuwe wet heeft het toezichthoudend orgaan voor verenigingen en stichtingen ook een wettelijke grondslag gekregen. De wet bevat bovendien een omschrijving van de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van bestuurders en leden van het toezichthoudend orgaan van stichtingen en verenigingen.
Verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen kunnen met de nieuwe wet in plaats van een apart toezichthoudend orgaan (raad van commissarissen) kiezen voor een zogenoemd one-tier board (monistisch bestuursmodel), waarin uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders samen het bestuur vormen.
Aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen
Van bestuurders van nv’s en bv’s mag verwacht worden dat zij hun taak op een behoorlijke manier vervullen. Doen zij dit niet, dan kunnen zij daarvoor aansprakelijk gesteld worden. Als niet aan de boekhoudplicht is voldaan, dan geldt dit ook wel als het wettelijke bewijsvermoeden van onbehoorlijk bestuur en dan kan een bestuurder daarvoor dus aansprakelijk worden gesteld.
Een vergelijkbare regeling geldt nu ook al voor verenigingen en stichtingen met een commercieel oogmerk. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal deze regel gaan gelden voor alle stichtingen en verenigingen. Het bewijsvermoeden van onbehoorlijk bestuur is hierbij in de meeste gevallen niet van toepassing. Dit ligt anders als het gaat om de bestuurders en commissarissen van semipublieke instellingen, zoals woningcorporaties, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en pensioenfondsen. Als zij in sectorspecifieke regelgeving aan een variant jaarrekeningenplicht zijn onderworpen waarbij dit bewijsvermoeden wel geldt, dan blijft dit nog steeds van toepassing.
Tegenstrijdig belang
Soms moeten er besluiten worden genomen door het bestuur, waarbij de bestuurder persoonlijk gezien een ander belang heeft dan het belang dat de rechtspersoon heeft bij het besluit. We noemen dit een tegenstrijdig belang. Voor de naamloze vennootschap en besloten vennootschap geldt nu al wetgeving die regelt wat er moet gebeuren als een bestuurder een tegenstrijdig belang heeft. Zo is vastgelegd dat de bestuurder met een tegenstrijdig belang zich van stemming over het bestuursbesluit dient te onthouden. Het moet dan gaan om een interne aangelegenheid, die de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder met een tegenstrijdig belang niet aantast. In de nieuwe wet wordt deze regeling ook van toepassing voor de stichting, vereniging, coöperatie, en onderlinge waarborgmaatschappij.
In het geval dat alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen of door of de algemene vergadering. De statuten kunnen daarover iets anders bepalen. Voor de stichting die geen algemene vergadering heeft, geldt dat de raad van toezicht of commissarissen bevoegd zal zijn. Is er geen toezichthoudend orgaan, dan blijft het bestuur bevoegd. De overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, moeten dan wel worden vastgelegd.
Het is niet nodig om de statuten te wijzigen op dit onderdeel, omdat de wet bestaande regelingen vervangt. Toch is het wel verstandig om de statuten straks tegen het licht te houden. U voorkomt hiermee verwarring en maakt het mogelijk om binnen de wettelijke kaders maatwerk toe te passen. Hierbij kunt u denken aan het statutair aanwijzen van het orgaan dat bevoegd is te besluiten, wanneer de enig of alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben.
Ontslag van bestuurders en commissarissen van stichtingen
Met de komst van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen zijn er binnen de wet meer mogelijkheden om bestuurders te ontslaan. De rechtbank ontslaat de bestuurder of commissaris op verzoek van belanghebbende of van het Openbaar Ministerie. Ontslag kan plaatsvinden wegens:
- verwaarlozing van zijn taak
- een ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden goedgekeurd
- het niet of niet behoorlijk voldoen aan een verzoek van de voorzieningenrechter tot het verstrekken van bepaalde informatie aan het Openbaar Ministerie
- andere gewichtige redenen
Wat te doen?
Het is raadzaam om de komende tijd de statuten van met name de vereniging en de stichting tegen het licht te houden. Een aantal van de wettelijke regelingen zal pas in werking treden na een wijziging van de statuten en een aantal onmiddellijk bij inwerkingtreding van de wet. De nieuwe wet biedt ruimte voor maatwerk op enkele onderdelen. Per geval moet worden bekeken of aanpassing van de statuten nodig of wenselijk is.
Wilt u meer weten over de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen of wilt u dat wij kritisch met u meekijken naar de statuten van uw stichting of vereniging? Neem dan contact op met onze sectie ondernemingsrecht.