Who’s boss is who’s boss? Of de spraakverwarring tussen publieke en private sector

24 september 2015

Ina Brouwer

Bestuursrecht

Dat het nogal wat uitmaakt of je in de publieke sector carrière maakt danwel in de private sector is algemeen bekend, maar dat het verschil vaak leidt tot ernstige misverstanden blijft opzienbarend.
Neem de val van NS topman Huges. De NRC wijdde er dit weekend een groot artikel aan. Huges, door minister Dijsselbloem gevraagd om zijn daadkracht, energie en sociale vaardigheden, gebruikte diezelfde talenten op een wijze die in het bedrijfsleven misschien nog net kan, maar in de publieke sector echt niet! Je als topman persoonlijk bemoeien met aanbestedingen is een doodzonde, zeker als daarmee de lading van schijnconstructies wordt bedekt. De kwetsbaarheid daarvan niet kennen is op zijn minst naïef. Je vervolgens verontschuldigen met de term ‘slordigheid’ is een onderschatting van de grote gevoeligheid in de publieke sector voor de schijn van belangenverstrengeling. Kamervragen over een topman zijn zo gesteld, de pers staat meteen op de stoep bij de minister die vervolgens heiliger zal zijn dan de paus en zich verontwaardigd zal distantiëren van ‘ zijn eigen benoeming.’
De minister, die eerder zo blij was met de daadkracht van Huges, wil pers en Tweede Kamer laten zien dat hij toch echt de baas is en dat de gevallen topman ‘ geen cent mee krijgt’, daarmee de schijn wekkend dat hij als minister (en enig aandeelhouder van NS) het privaatrecht met een decreet opzij kan schuiven, Huges met terugwerkende kracht tot ambtenaar kan benoemen ( hoewel ook die bescherming kent) en hem op staande voet kan ontslaan. Leuk voor de Kamerleden die ‘ nu optreden’ eisen, maar met de regels van het arbeidsrecht heeft dit weinig te maken. Dat blijkt ook niet veel later. Huges eist en krijgt een afkoopsom. NS weet zo een dreigende rechtszaak te voorkomen en Dijsselbloem moet ‘ tot zijn spijt’ terugkomen op zijn toezegging dat er geen cent betaald wordt.
De ene fout volgt de andere als de regels van het spel niet worden beheerst. Waar publieke en private samenwerking aan de orde van de dag is, privatisering en decentralisaties leiden tot combinaties van rechtsvormen, is het op zijn minst gewenst om aan het begin van het avontuur de rechtsbeginselen goed vast te leggen en- waar nodig- uit te leggen. Huges en Dijsselbloem zijn niet de enigen die struikelen over wat wel en niet kan in de hybride publiek/private omgeving. Blijft overigens wel de vraag wat betrokken advocaten hebben geadviseerd. Is het niet hun vak om hun cliënten hiervoor te behoeden en deze puinhoop te voorkomen?
Ik zou denken van wel.